Dirk Jan Maurits Carel, ofwel Jan Otterman werd op 23 augustus 1914 in Wachtum geboren. Zijn vader Willem was daar hoofd van de openbare lagere school en in de dertiger jaren een vurig propagandist van Landbouw en Maatschappij. Hij trok de provincie door en hield lezingen op bijeenkomsten van deze organisatie. Als vanzelfsprekend werd hij ook lid van de Nederlands-Socialistische Beweging (N.S.B.)
Toen de Duitsers ons land binnenvielen, kwam meester Otterman tot de ontdekking dat hij op de verkeerde weg was. Hij zegde zijn lidmaatschap van de N.S.B op en werd na verloop van tijd een verklaard tegenstander van het nationaalsocialisme. Uiteraard werd dit hem door zijn voormalige “vrienden” niet in dank afgenomen en van mei tot december 1942 verbleef hij als gijzelaar in het kamp Sint-Michielsgestel.
Distributieambtenaar
Jan, die eerst banketbakker geweest was, werd tijdens de oorlog distributieambtenaar in Dalen. Het kantoor was gevestigd in een leegstaand lokaal van de openbare lagere school (foto). Hij werd hier plaatsvervanger van Jacobje Lubbers-Scheltens, die de leiding had. Met medeweten van het personeel begon Jan distributiebonnen te bezorgen bij onderduikadressen. Om zich in geval van nood te kunnen verdedigen, schafte hij zich een revolver aan.
Waarschijnlijk omdat er in Dalen over de stiekeme verstrekking van bonnen aan onderduikers gepraat werd, stelden N.S.K.K.ers (Nationalsozialistische Kraftfahrkorps) een onderzoek in. Caissière Lien Caspers, die toevallig uit de pomp op het schoolplein water haalde, zag mannen komen en rende naar binnen om Jan te waarschuwen. Deze kon nog juist op tijd zijn revolver in een ander leegstaand lokaal verstoppen, voordat de N.S.K.K.ers binnenkwamen. De nu volgende ondervraging leverde niets op en de landverraders verlieten onverrichterzake het kantoor.
Ondergedoken
Jan, die bang was er een tweede keer niet zo goed af te komen, besloot nu onder te duiken. Hij bleef echter via het distributiekantoor bonnen verspreiden en werd daardoor regelmatig gezien. Omdat hij nooit werd aangehouden en zijn tochten naar onderduikadressen altijd goed verliepen, werd hij overmoedig. Op zijn verjaardag, 23 augustus 1944, besloot Jan een dagje naar zijn ouders in Wachtum te gaan. Welgemoed ging hij ’s morgens per fiets op weg en toen hij tegen een uur of twaalf weer in Dalen aankwam, werd hij aan het begin van de Noordwijk gewaarschuwd, dat er N.S.K.K.ers gezien waren. Jan trok zich daar niets van aan en fietste verder. Even daarna werd hij inderdaad in de Noordwijk staande gehouden door de N.S.K.K.ers Botter en Zuidema, die hem fouilleerden. Daarop werd hem bevolen mee te gaan voor nadere ondervraging. Jan voelde daar uiteraard niet voor en haalde uit de zak van zijn jasje, dat hij op de bagagedrager gebonden had, zijn revolver en schoot op een van zijn belagers. De kogel ging rakelings langs diens hoofd en doorboorde de uniformpet. De andere N.S.K.K.er vuurde onmiddellijk terug en trof Jan in de rug. Hij viel neer en kwam half in de sloot naast de weg terecht.
De woedende landverraders trokken Jan aan zijn haar in de berm omhoog. Omwonenden, die kwamen aanlopen, werden bars teruggestuurd. Een toevallig passerende verpleegster verleende zo goed en zo kwaad als het ging eerste hulp en moest toen weer doorrijden. De beide N.S.K.K.ers liepen daarna naar de boerderij van Hanna Berkhof, die het hele drama vanachter het raam gevolgd had en vroegen haar om een deken en een kussen voor de gewonde. Vervolgens gingen ze naar Luuk IJdens, die ook in de buurt woonde, om te telefoneren. Luuk weigerde echter zijn toestel beschikbaar te stellen en er ontspon zich een heftig twistgesprek.
Burgemeester Ten Holte, inmiddels gewaarschuwd, kwam poolshoogte nemen en praatte verder met de N.S.K.K.ers. Het slot van ’t liedje was, dat er toch getelefoneerd werd.
Er arriveerde een auto. Jan, wiens verwonding achteraf nogal meeviel, werd op de achterbank gezet en men vertrok naar het ziekenhuis in Emmen. Onderweg werd nog even gestopt bij smid Bernardus Naber aan de Emmerweg, waar om water voor de gewonde gevraagd werd. Naber gaf Jan persoonlijk te drinken uit een blauwe half liter kan. In het ziekenhuis beoordeelden zuster Molenaar en chirurg Van Heerde de toestand van de gewonde officieel als zeer ernstig. Ze wilden hem zo lang mogelijk houden om de verzetsgroep Emmen de kans te geven een bevrijdingsactie op touw te zetten.
Buchenwald
Hoewel er al heel snel een plan beraamd werd, kon dit niet uitgevoerd worden. De Duitsers schatten Jan’s toestand juist in en al na een dag werd hij naar de gevangenis in Assen overgebracht. Vandaar ging hij naar het doorgangskamp in Vught in Noord-Brabant en vervolgens werd hij op transport gesteld naar het beruchte Duitse concentratiekamp Buchenwald. Hier is Jan Otterman op 25 februari 1945 overleden. Over de omstandigheden, waaronder dit gebeurde, is niets bekend, maar gezien de gruwelijke behandeling van gevangenen in Buchenwald kan zonder enige overdrijving gesteld worden, dat hij hier vermoord is.
Monument
Zijn vrienden Jan Eising, Jan Hidding, Jan Nijmeijer en Geert Scholten namen kort na de bevrijding het initiatief een monument voor hem op te richten. De gemeente liet een oud brandgat in Wachtum dempen en stelde deze plaats voor een gulden beschikbaar. Nog in 1945 kwam het gedenkteken gereed. Elk jaar, tijdens de dodenherdenking op 4 mei, worden hier bloemen neergelegd. De moeder van Jan deed dit nog vele jaren aan de Noordwijk op de plaats waar het drama van haar zoon zich had afgespeeld.
Inhoud Dalen in de Tweede Wereldoorlog
- De omgekomen Canadese vliegers
- De groenen in de Vondel
- De joodse koperen bloempot
- De gebroeders Hartemink
- Dienstplicht van Gerrit Ridderman
- Drama in café Vleems Wachtum
- Hennie Fleurke en Dinie Kok in het verzet
- Jacob en Bontje Hoogeveen
- Roelie Overbeek-Heling, de vrouw van…..
- Suze Zilverberg, een Joods meisje in onderduik
- Verzetsman Harm Veldhuis
- Verzetsstrijder Jan Otterman uit Wachtum
- De gecrashte Halifax bommenwerper Den Hool
- Gerrit Rotman
- De kazemat bij de Oosterhesselerbrug