Nadat de Fransen in 1795 ons hele land “veroverden”, volgt al snel de eerste verandering van nogal ingrijpende aard. Drenthe wordt in 1796 opgenomen in de grote landsvergadering! Naar de mening van meester Linthorst Homan echter twee eeuwen te laat.
Het oude boerengemenebest Drenthe is volgens Slieger von Bath uniek in de geschiedenis der staatsinstellingen. Een vreemd soort staat waarin nl. maar één stand vertegenwoordigd is: die der eigenerfden. In andere gebieden had je staten met 2, 3, of 4 standen, bijna altijd bestaande uit vertegenwoordigers ven geestelijkheid, adel de steden en slechts zelden van de boeren.
Zij waren “de arme leute” of 4e stand. Tot de Franse tijd was er in Drenthe sprake van een boerenbewind: het Drentse Universitas.
Drenthe is een der oudst bewoonde gedeelten van ons land. De eerste vaste nederzettingen dateren uit de nieuwe steentijd, waarin we landbouwers en herders als bewoners tegenkomen. De gelijkstelling van Drenthe in de Franse tijd blijkt voor de oude Drentse boerengemeenschap bedenkelijke gevolgen de hebben. Een openlegging zonder plan zorgde voor een massale immigratie.
Uit bijna het hele land stroomde “het opklopsel”, zoals Prakke het noemt, naar onze streken toe. Dit zou zeker problemen geven in de cultuuraanpassing!
De vertrouwde rol van buurtschap en kerk bij de belangrijkste gebeurtenissen in het alledaagse leven, werd tijdens de Franse tijd door het veel strakkere administratieve bewind overgenomen. De scout-secretaris werd een heel andere figuur dan de vroegere Schulte. De desintegratie van de Drentse buurtschapsamenleving is geen proces van enkele jaren geweest en is dan ook niet als resultaat van de Franse ommekeer te beschouwen, het was eigenlijk ook al eerder begonnen met het toelaten van buitenburen in de buurtschappen. Door de Fransen is wel degelijk een aandeel geleverd in het proces. De heren die tijdens de oprichting der Bataafse Republiek in 1795 het roer in handen hadden, zorgden mede voor een nieuwe geest in alles.
Meester C.L. Kniphorst: “Geschiedkundig overzicht der vereniging in Drenthe” pagina’s 101-104. Dezelfde Kniphorst schrijft ook over de eigenaardige verandering van toon die na 1795 in de stukken begint te heersen: de vrijheid was van harte welkom!
Wat gebeurde er die dagen?
- de woeste gronden werden massaal aangepakt;
- het marke instituut werd als verouderd gekwalificeerd;
- de buurtschap werd meer weggedrukt;
- een ondergeschiktheid aan de Haagse wetten en besluiten. Hier werd steeds een scheiding nagestreefd van de gemeenschappelijke gronden;
- eerste volstelling in 1795.
De geforceerde markenafbraak die zo goed zou zijn voor de nationale economie heeft het niet lang gered. Er verschijnen in het jaar 1795 een 18-tal plakkaten, aanplakkingen die overal verspreid en opgehangen werden.
Plakkaten van het jaar 1795
- 16 februari – Op de afschaffing van het erfstadhouderschap en tevens van alle adellijke en erfelijke regerinssporten (de “burger” C. de Vos van Steenwijk tot de Havixhorst wordt wel tot voorzitter van het Drents provinciaal bestuur gekozen). De plicht tot eedsaflegging op de oude Constitutie en alle politieke besluiten werd nietig verklaard;
- 16 februari – Waarschuwing tot betaling van belasting;
- 25 februari – Op de afschaffing van het hof van Justitie;
- 4 maart – Op de aanvulling op de bepaling van de jacht en visserij;
- 9 maart – Op de betaling in assignaten;
- 14 maart – Op de schouw van wegen en waterlossingen;
- 24 maart – Verlaging van de belastingen;
- 14 april – Op de instelling van een college van acht raden in de etstoel en op de schulte ambte;
- 17 april – Op de afschaffing van het ijk der botervaten;
- 22 april – Ontvangst der 30e. en 40e. penningen door de Schulte;
- 23 april – Op de instructies voor de gecommitteerde representanten;
- 6 juli – Op de wijziging in de betaling der assignaten;
- 24 september – Op het tiendrecht;
- 24 september – Op de verklaring van de rechten van de mens en burgers;
- 22 oktober – Op de vervallen verklaring van alle heerlijkheden en jurisdikties;
- 13 november – Tegen het vloeken en zweren en de ontheiliging van de zondag.
Het zijn zo op het oog nog niet zulke geweldig belangrijke veranderingen. Echter de invloed van het ambtenarencorps wordt ook voor de Drenten steeds meer voelbaar. Nog enkele belangrijke plakkaten uit de volgende jaren zijn:
- 1800 – De Etstoel werd opgeheven;
- 1805 – benoeming van een commissie voor de landbouw;
- 1808 – verbod om nog langer hunebedden op te breken;
- 1809 – verstrekking van paspoorten.
Voor Coevorden specifiek vond ik alleen de volgende plakkaten, uit de verzameling van M.J.M. de Grauw en J.D. Jansen, Assen 1976:
- 17 oktober 1802 – Instructie voor de drost van Coevorden;
- 10 augustus 1804 – Wijziging van de instructie voor de drost van Coevorden;
- 1806 – Aanstelling van G.D. Willem de Vos van Steenwijk tot de Havixhorst als drost te Coevorden.
Een zekere Goldberg bezocht rond 1800 onder andere Coevorden op zijn reis door Drenthe. Hij zocht naar omstandigheden die het verval in stand hielden. Goldberg was agent van de nationale economie der Bataafse Republiek.
Hij vindt het opvallend dat de boeren een soort associatie aangaan waarbij één herder het toezicht heeft op de gezamenlijke schapen. Soms wel zo’n 2.000 stuks! Erg veel werk wordt gedaan door de landbouwcommissie waar meester P. Hofstede secretaris van is. Dit was de eerste Haagse bemoeienis met de landbouw: verbetering van landbouw en veeteelt, het aantrekken van vreemde arbeiders naar nog ongecultiveerde gebieden, de bouw van woningen. Door de politieke onrust is er nog weinig resultaat.
De leiding van het Landschap berustte in 1796 bij een door de bevolking gekozen college van “provisionele representanten”. Door de staatsregeling van 1798 komt men tot de invoering van gemeenten. Het Unitaristische centralistische gedoe vanuit Den Haag loopt echter volkomen vast. Stemgerechtigde boertjes zijn er nooit gekozen! In 1801 wordt op Franse aandrang de regeling van de provisionele representanten weer vervangen! Er komt een Staatsregeling die beter uitvoerbaar is. Elk departement kreeg een eigen zelfgemaakt reglement voor zijn bestuur. Drenthe viel onder Overijssel, terwijl het provinciaal bestuur is Zwolle zetelde. Het had 12 leden, waarvan er 3 Drent waren.
In 1805 worden we een koninkrijk onder Lodewijk Napoleon, de afhankelijkheid van Den Haag wordt nog groter. Drenthe wordt nu bestuurd door een landdrost, die terzijde wordt gestaan door assessoren. De laatsten worden benoemd door Den Haag.
Tijdens de Franse tijd was het aantal inwoners te Coevorden nogal gestegen, waren er in 1795 nog ruim 1500, in 1807 waren er ruim 1600 en in 1812 zo’n 1915 inwoners. Naast de vergroting van het garnizoen zal het open grensverkeer beslist een gunstige invloed gehad hebben.
Van één Drentse stad in 1807 naar vier in 1811, namelijk Assen, Coevorden, Hoogeveen en Meppel. Het Crimineel wetboek was ook op de Drenten van toepassing. De straffen waren lang niet mals:
Voor diefstal krijgt de Coevorder Gerke Hendrik in 1809 de volgende straf:
“geesselingen, brandmerk, 20 jaar gevangenis en altoos durend banissement buiten het Koninkrijk”.
Lodewijk Napoleon deed veel voor Drenthe. Hij wilde zijn bewind niet als een bezetting laten ervaren. De positie van Drenthe was ook lang niet die, die hij behoorde te zijn! aldus Lodewijk Napoleon. Hij was tijdens zijn bezoek te Emmen zeer enthousiast geworden over de daar gedane opgravingen.
Natuurlijk kwamen vele verbeteringen op het gebied van landbouw en veeteelt tot stand mede onder druk van het Continentale Stelsel. De veranderingen bleken bij de boeren de ogen te hebben geopend.
In 1810 volgt de inlijving “La Hollande est réunie à l’empire”.
Er volgen weer een paar jaar keiharde centralisatie. Uit de archieven spreken de technische vraagstukken en gemeenteadministratie. Het verkeer wordt ook verbeterd. De weg langs de Drentse Hoofdvaart heet nu officieel “de grote route van de Waddenzee naar Parijs”. Al te veel moeten we ons er niet van voorstellen! Van de beginselen van de Revolutie kwam niet veel terecht. Ware volkskeuze was alleen in het begin bij de verkiezing van representanten. Gelijkheid was door de zware druk van de militaire jaren nogal gaan drukken op vele vermogens met alle gevolgen van dien.
Vrijheid was er niet meer geweest na het dansen om de vrijheidsbomen.
Met de Broederschap was het ook al niet zo best gesteld. Er was er wel een, namelijk die tegen het neerdrukkende Napoleontische bewind.
Het Onderwijs
Over Coevorden specifiek kon ik bijna geen gegevens vinden betreffende het onderwijs tijdens de Franse tijd. Het onderwijs in de Republiek stond niet achter ten opzichte van andere landen, maar het bleef constant op dit peil en wat in 1650 deugdelijk was, moest in 1700 verouderd genoemd worden, in 1750 zeer gebrekkig en voor de 19e eeuw onbruikbaar. Het verminderen van de welvaart was een oorzaak van het achteruitgaande onderwijs. Reeds voor 1795 kwamen de rationalistische denkbeelden uit Frankrijk ook hier naar voren. Steeds meer aanhangers voor een zogenaamde neutrale staatsschool.
Na 1795 kwamen er Schoolwetten voor ’t gehele land. In 1801 de eerste Schoolwet, een nieuwe wet in 1803, tenslotte de Onderwijswet van 1806 (van de Ende). Het schoolbezoek neemt weer toe en de Bree stelt in “Het platteland leert lezen en schrijven” en zelfs dat een deel der massa die tegen het eind van de vorige eeuw tot verdierlijking was vervallen nu tot een menswaardiger bestaan werd teruggebracht.
Er waren drie categorieën scholen:
- 1e. – gewone volksscholen, alleen lezen, schrijven, rekenen en Nederlandse taal;
- 2e. – volksscholen, hier stond ook Frans, nog een vreemde taal, aardrijkskunde en geschiedenis op het programma;
- 3e. – scholen voor hogere begaafdheid.
In Drenthe waren ook nog de Hoofd- of Kerspelscholen, de bijscholen en de winterscholen. Onderwijzers waren er in vier rangen, 1e is de hoogste, de 4e is de laagste. Zeer weinigen kwamen tot de 1e rang, je moest uitmunten in beschaafdheid en verstand en 25 jaar zijn.
Over de klassengrootte dit: wanneer het aantal scholieren meer dan 70 was, moest men zelf een ondermeester of tweede meester aanstellen. Meester Petrus Hofstede, secretaris van het landschap en meester C. Pothoff, schoolopziener, deden veel voor het Drentse onderwijs. Meester C. Pothoff schrijft dat men in de meeste gemeenten niet veel van hem moest hebben: “Op de ene plaats wilde men mij bongelen, op de andere moest ik voor geweld bezwijken”.
De gemeentebesturen, behalve Coevorden en Westerbork, waren ook verbitterd over het verbeterde onderwijs! Er kwamen regelingen voor schoolgeld, een lijst met namen van schoolboeken. Ook moesten er geregeld openbare examens gehouden worden met een korte redevoering om de voordelen weg te nemen.
Huishoudelijk Schoolreglement 1806
Pothoff was in 1803 te Drenthe benoemd. Dat hij zeer veeleisend was, blijkt nu nog uit het gezegde “Goeie morgen Pothoff” , -of- zo gemakkelijk zal dat niet gaan! Pothoff had nogal wat voor het onderwijs over, want het bezoeken van de scholen kostte hem tenminste ƒ. 200,- uit z’n eigen portemonnee. De schoolopziener kwam bar slechte toestanden tegen. Volgens Pothoff was het nergens erger dan in het Zuidenveld. Pothoff werd verweten dat de kinderen met z’n nieuwmodische leerwijze en de kinderachtige en God-onterende boekjes naar de hel zou willen sturen.
Ook aan de gebouwen mankeerde wel het een en ander. De schooltjes waren soms gebouwd van houten staken, waarin men stro had gevlochten en dit dan met leem dichtgestreken had. Sommige schooltjes waren helemáál van leem. In de muren waren òf kleine ramen van 2 voet groot òf men had enkele ruiten in de leem vastgedrukt. We werden zelfs scholen gevonden met alleen ronde gaten, die men tijdens de schooltijd dichtstopte met stro of heideschalen.
De gebouwen waren met stro bedekt. De kinderen keken tegen de balken aan, een zolder vond je nergens. De kinderen zaten op palen of balken rond de schoorsteen. Het rookte in alle scholen zo geweldig, dat de deur altijd moest openstaan. De meeste scholen hadden ook geen tafels of andere meubels, behalve een lessenaar van de meester. Deze was voorzien van de handplak en een bullepees. Na 1806 kwamen er ook in de slechte schoolgebouwen vele verbeteringen. D.H. van de Scheer schrijft het eerste Drentse schoolboekje en geeft dit in Coevorden uit. Tijdens de Fransen gebeurde er toch nogal wat:
- Plakkaat nummer 43: 27 april 1806, instelling van een commissie van onderwijs in Drenthe;
- Plakkaat nummer 546: 12 juli, classificatie van de scholen in Drenthe;
- Plakkaat nummer 547: 16 juli, verdeling van Drenthe in schooldistricten;
- Plakkaat nummer 551: 29 augustus, bijzondere schoolorde;
- Plakkaat nummer 558: 25 februari 1807, op de uitvoering van het school reglement;
- Plakkaat nummer 566: 7 oktober, op de inrichting van Kerspel (hoofd) en bijscholen. Ook één op de betaling van het schoolgeld;
- Plakkaat nummer 570: 21 maart 1808, op het schoolwezen.
Na 1795 werd het onderwijs een nationale zaak. We krijgen een Drents schoolwezen nieuwe stijl, de school komt los van de kerk. De schoolmeester had het ondanks de vele veranderingen nog niet erg best. Hij at zich “rond” bij de ouders van z’n leerlingen, dus dan hier, dan daar. De kinderen moeten ook zorgen voor verwarming en verlichting. Dus turf en vooral kaarsen voor de donkere gebouwen. Er was wel een betalingsplicht doch geen schoolplicht!! De meester hoefde niet meer, zoals voor 1795, lid van de kerkelijke gemeente te zijn. Een ander zal dan ook z’n taak als voorganger, klokkenluider en uurwerkopwinder wel hebben overgenomen. In de nieuwe regeling stond ook, dat de onderwijzer moest schoolhouden in zomer en winter en onderwijzen in lezen en schrijven.
Meis werd in 1804 hoofdonderwijzer te Coevorden; hij zou later naar Batavia vertrekken in 1806. Burgemeester Slingenberg zorgde in Coevorden voor een geheel nieuw schoolgebouw, waarin twee vertrekken door schuifdeuren gescheiden, ik kon er niet achter komen waar dit heeft gestaan.
Een zekere Meester Meerman, directeur generaal van Kunsten en Wetenschappen, wilde precies op de hoogte zijn van de toestand in Drenthe. Meester P. Hofstede kon, nou niet zo heel enthousiast, terugschrijven naar Den Haag, dat er op dat ogenblik in Drenthe, geen enkele persoon van wezenlijke reputatie in enig vak van geleerdheid aan te wijzen was! Hij gaat als volgt verder: “In het vak van heel- en geneeskunde zijn wij altoos het meest achteruit geweest; mij heugt het echter, dat het landschap niet éne medicinale docter konden produceren. Thans tellen wij er drie of vier, waaronder twee knappe menschen. Een man van welverdiende reputatie in enig vak van de wetenschap is hier niet te vinden”. Het Gouvernement geeft volgens Hofstede de schuld dat het Landschap in alle takken van beschaving zo is achtergebleven.
Geld om buiten de Landschap te studeren, was er niet. Het lager onderwijs was slecht, evenals de verordeningen erover, die in miserabele staat verkeerden. “Je vindt er boekerij, geen instituut om een vreemde taal te leren”. In Meppel was alleen een slechte Latijnse school, die maar liefst een jaar gesloten was, omdat er voor het loon van ƒ 600,- geen rechter ter krijgen was.