Symposium militaire geschiedenis 2003 te Coevorden
Uitgewerkte tekst van de lezing van Hans Roest, alias doctorandus Johannes Oxydanus Roterodamus tijdens het symposium militaire geschiedenis van de Drentse Historische Vereniging op 7 juni 2003 in Coevorden.
Vesting Coevorden
Johan Picardt schreef het reeds in de 17e eeuw: Daar is geen stad, geen vlek, geen kasteel binnen de tyts van alle Verenigde Nederlanden, die meer belegeringen, uitplunderingen, innemingen, verbrandingen, verwoestingen uitgestaan heeft als Coevorden”. En inderdaad. De eerste belegering vond al plaats in 1197, net in de tijd dat het (eerste) kasteel er was met als slotvoogd Frederik van Coevorden. Eeuwenlang heeft deze functie bestaan. De laatste slotvoogd was G.W. de Vos, drossaert van Coevorden en de landschap Drenthe (1807).
Eeuwenlang ging Coevorden “gelijk een kaatsbal welke wandelt van de ene hand in de andere”. Enkele van de bekendste veroveraars waren Karel van Gelre, Schenck von Toutenburg (in naam van Karel V) en ook Parma had er een garnizoen gelegerd. De meeste vestingen in ons land dateren uit de 13e en 14e eeuw. Er waren tientallen. Eigenlijk kun je zeggen dat nagenoeg elke stad van enige betekenis een vesting was. Dit door de onveiligheid op het platteland en de vele oorlogen die er waren. Ook Coevorden was zo`n vestingstad. We spreken van de vesting en stad Coevorden vanaf 1395, toen de vesting stadsrechten kreeg.
Strategische ligging
Coevorden had (evenals Steenwijk) een uitzonderlijke strategische ligging. Het lag op de route vanuit Bentheim en Twente over de Hondsrug naar Groningen. Niemand kon buiten Coevorden om. Dat was mede te danken aan het gegeven dat de vesting de doorgang beheerste tussen de moerasgordels langs de zuid -en oostgrens van Drenthe, waarbij het Bourtangermoor met een oppervlakte van bijna 500 km² tot een van de grootste (hoog)veengebieden van Noordwest-Europa behoorde.
Later is dit moeras, dit veen, verdwenen door turfafgraving, door ontginning voor beweiding en de verbouw van boekweit. Maar tot de 2e helft van de 19e eeuw was dit moerasgebied een geduchte hindernis. Zowel militair als economisch. Om militaire redenen werden de veenmoerassen zo onbegaanbaar mogelijk, dus zo nat mogelijk gehouden. Om het regenwater in het veen te krijgen en te houden werden er aan het eind van de 17e eeuw (1687-1688) leidijken aangelegd. Voor de boeren en ontginners waren die dijken een hindernis, die ze regelmatig trachten te verwijderen….
De stad had vaak hoog bezoek, zoals in 1568, de hertog van Alva op zijn tocht naar het noorden waar hij Lodewijk van Nassau zou verslaan, de beruchte afstraffing bij Heiligerlee en Jemmingen. “Gezeten in een draagstoel tussen twee paarden deed hij zijn intocht in Coevorden, inspecteerde de vestingwerken en trok vervolgens snel verder”, aldus Johan Picardt in zijn in 1660 verschenen boek en hij kan het nog bij overlevering gehoord hebben. Dat de intocht van de hertog met zijn geharnaste ruiters en marcherende soldaten grote indruk gemaakt heeft, is wel zeker. In 1581 liet de Spaanse stadhouder Verdugo schansen, bastions en een 100-voet brede gracht aanleggen. Eigenlijk begon hiermee de moderne vesting Coevorden te ontstaan.
In 1592 kreeg Maurits na een beleg van 44 dagen Steenwijk in handen. Daarna was Coevorden aan de beurt. De stad werd dagenlang onophoudelijk gebombardeerd. De Drenten hadden het moeilijk door de oorlogshandelingen. Zowel Verdugo, die de stad moest verdedigen, als Maurits hadden de Drenten gedreigd met brandstichting indien ze de ander zouden helpen. Maar de Drenten betaalden Maurits 4000 gulden en konden toen voor Verdugo aan het werk. De Spanjaarden kwamen onder andere de vesting Coevorden met wagens versterken.
Een bijzondere hond
Een mooi verhaal uit die tijd is dat over een wel bijzondere hond. Er was een hond die ten tijde van de belegering de taak van een bode waarnam door brieven over te brengen aan de belegerden. Juist op de dag dat Verdugo een aanval op het kamp (van Maurits) had gedaan, sloop hij zonder dat iemand het merkte de stad binnen nadat hij door geheime en kronkelige toegangen gerend was en tegen de wallen opgeklommen, terwijl hij een brief droeg met de belofte van ontzet, die met zo`n handige vaardigheid in zijn halsband was gestoken dat de list niet kon worden ontdekt. De waarheid hiervan hebben de belegerden na de overgave van de stad bevestigd.
Coevorden bevrijd door de Staatsen
Op 12 september 1592 was de stad in Staatse handen. Er kwam een Fries garnizoen, 3 compagnieën sterk, met als commandant Casper van Ewsum, die later Drost van Drenthe werd. Er was nog even een benauwd moment toen Verdugo Coevorden probeerde af te sluiten, maar Willem Lodewijk was hem te slim af. Het winterbeleg door Verdugo leek even roet in het eten te gooien, maar Willem Lodewijk had voor voldoende voedsel voor zijn Friese soldaten in Coevorden gezorgd. Van Ewsum hield goed stand en in mei 1594 werd Verdugo verdreven. Tijdens de strijd in Drenthe en Groningen werden de andere doorgangen in het veen, de zandruggen en kleistroken, afgesloten door schansen. Zo kwam er in 1593, de Bellingwolderzijschans (Oudeschans) op last van graaf Willem Lodewijk van Nassau.
Later in 1628 kwam er een 2e. schans, de Nieuwe-of Langakkerschans bij. In 1593 kwam de schans Bourtange klaar, gebouwd op initiatief van Willem van Oranje. In de 17e eeuw werd Bourtange een vesting. Er was een permanente bezetting van zo`n 300 militairen met hun gezinnen. Burgers woonden er destijds nog niet. Dan kennen we uit die tijd nog de Zwartendijksterschans met haar 4 bastions. Willem Lodewijk was ook hiervan de geestelijke vader. Verder kennen we de schans Ter Hole, de Emmerschans, de Katshaarschans, de Bargerschans en de Valtherschans.
Op initiatief van Van Oldenbarneveld werden vanaf 1596 alle Staatse garnizoenen buiten Holland, Zeeland, Friesland en Groningen voortaan bestuurd door de Raad van State, in naam van de Staten Generaal. Ze kwamen wel ter repartitie van de betreffende gewesten. Voor Coevorden waren dat Friesland en Groningen. Die waren dus jaarlijks heel wat geld kwijt voor de vesting Coevorden. In 1605 deed Spinola een aanval op de jonge Republiek. Nu zag men de noodzaak in om van Coevorden een moderne vesting te maken. Er waren in de jaren negentig van de eeuw daarvoor al plannen voor gemaakt, die werden nu uitgewerkt. Naast Coevorden waren Nieuweschans en Bourtange belangrijk voor de verdediging van de oostgrens. Daarnaast kenden de Republiek nog veel meer grensvestingsteden zoals Zwolle, Deventer, Doesburg, Nijmegen, Grave, Venlo, `’s-Hertogenbosch, Geertruidenberg, Breda, Bergen op Zoom, Willemstad, Hulst, Sas van Gent en Sluis.
Vestingbouwkundigen
Ons land kende in die tijd vele vestingbouwdeskundigen. Een van de bekendste was wel ingenieur en kwartiermeester van het staatse leger Simon Stevin met zijn beroemd boek uit 1594, de Sterctenbouwing. Dit werk heeft een tot in alle details uitgewerkte wiskundige grondslag. Op zijn initiatief kwam in 1600 aan de Leidse Hogeschool een opleiding voor (militaire) ingenieurs. Er werden gedoceerd in het Nederlands (van toen), niet in het latijn dat de toenmalige wetenschappelijke taal was. Afgestudeerden kregen de titel van Meester in de (Neder-)Duitse Mathematique. Later kwamen er ook opleidingen in Franeker en Utrecht. Ook hier was het Nederlands de voertaal. De fortificatiewerken van Stevin waren de gehele wereld bekend en gekopieerd. In Guinee-Bissau, bijvoorbeeld, kwam een tweede Zwartendijksterschans (de Nederlandse Zwartendijksterschans lag op de pas tussen Nienoordse- en Smilder venen, aan de postweg tussen Groningen en Friesland).
Hoe bouw je een vesting?
Een vesting bouwen volgens het Oud-Nederlands stelsel van Simon Stevin was snel en goedkoop uit te voeren. Grond was goedkoop materiaal. Het werkte twee kanten uit. Je groef een gracht en van de uitgegraven grond werden de wallen gebouwd. Men beschouwde het als de ideale vesting: met haar ring van aarden wallen en puntvormige bastions, de walgangen met borstwering, een onderwal en een gracht van minstens 30 meter breed.
Ophaalbruggen, de buitenwerken met de ravelijnen, de hoorn -en kroonwerken en verderop, los rond de vesting, schansen met bastions en de redouten zonder bastions, soms samengebracht in een linie. In Alkmaar, waren de verdedigingswerken volgens het Oud-Nederlands stelsel aangelegd door de sterktenbouwmeester Adriaen Anthoniszoon, schepen en burgemeester van Alkmaar, een natuurtalent. Die verdedigingswerken bewezen hun nut tegen de Spanjaarden: van Alkmaar begon de Victorie. Adriaen Anthoniszoon heeft zo`n 30 tal vestingwerken op zijn naam staan. Zijn meesterwerk is Willemstad. En, op last van Willem Lodewijk bouwde hij de ideaalvesting Coevorden, de stad werd een zevenhoek. Dat men wallen bouwde, in plaats van muren, had zijn reden. Kogels smoorden in de aarde. Er mocht wat aarde rondvliegen, de wallen konden met de kanonnen van toen niet of nauwelijks worden kapot geschoten. Dit werd anders met de komst van de Dikke Bertha`s, rond 1870, de kanonnen van Krupp, die de wallen aan flarden schoten. De aloude vestingen hadden vanaf toen afgedaan. Het graven van de grachten en het opwerpen van de wallen kon worden gedaan door ongeschoolde arbeiders, burgers en boeren. Later moesten de soldaten zelf ook spitten. Maar ze werden er goed voor betaald. Behalve bij de poorten was er weinig of geen fundering nodig.
Tussen 1600 en 1607 kwam de versterking van de omwalling van Coevorden, met een citadel, ravelijnen, halve manen, twee grachten en de zeven bastions die de namen droegen van de 7 provinciën der Republiek. In de meeste vestingsteden waren de garnizoenen de belangrijkste of zelfs enige economische activiteit in de stad. De enorme expansie van de garnizoenen tussen 1591 en 1609 had ingrijpende gevolgen door de cultuur van de vestingsteden in de hele buitenste verdedigingsgordel van ons land. Er was veel geld nodig voor de vestingen. Dat kwam voornamelijk uit de gewesten Holland, Zeeland, Friesland en Groningen. Het geld werd besteed aan fortificatiewerken, voedsel, ammunitie, laarzen en zadels, wijn en elegante gelegenheidskleding voor de officieren; grote hoeveelheden bier voor de manschappen. Er was levendigheid in zo`n vestingstad in de taveernen bij het dobbelspel en de prostitutie floreerde.
Vestingkerken
Er werden ook vestingkerken gebouwd. Die van Coevorden hoort bij de eerste kerken in ons land die voor de protestantse eredienst werden gebouwd. Er kwam een nieuw type militaire aristocratie, mannen uit de lage adel die nu als officieren en commandanten belangrijk werden. Bijvoorbeeld Casper van Ewsum, de Ommelander jonker die tot aan zijn dood in 1639 bijna een halve eeuw commandant van Coevorden is geweest. Een ander bekende commandant uit de tijd was Justinus van Nassau, van 1601-1625 gouverneur van Breda. Hij staat afgebeeld op het beroemde schilderij van Vélasquez van de overgave van Breda in 1625. Hij was de onwettige zoon van Willem de Zwijger en de dochter van een Bredase burger. Een ander bekende schilder, Pieter de Hooch, schilderde taferelen in de wachtlokalen.
Bezetting
De grootte en belangrijkheid van de vesting Coevorden (1607) kan men aflezen aan grootte van de bezetting, dit in vergelijking met Breda: in de winter 26 garnizoenen, totaal 3000 man: Coevorden 12 garnizoenen, 1600 man, Bourtange 6800 man: Bellingwolde 3400 man. De vesting Coevorden was duidelijk een gemiddelde. Niet de grootste, niet de kleinste. In het buitenland stond in die dagen de vesting Coevorden goed bekend. De Engelsman Sir John Peyton of Doddinton stuurde in 1612 vanuit Den Haag een tekening van de vesting Coevorden naar Sir Robert Cotton in Londen. In de brief schreef hij dat Coevorden een modelvesting was, en hij was van mening dat de vestingwerken in Engeland lang niet dat hoge niveau hadden als de vestingen in de Republiek. We weten niet welke Britse officier deze plattegrond van de vesting Coevorden heeft gemaakt.
Achteruitgang
Maar na 1642 brak er een periode van achteruitgang aan. De garnizoenen werden ingekrompen. Niet zo verwonderlijk als je nagaat dat de kosten van de garnizoenen het leeuwendeel van de militaire uitgaven van de Republiek vormden. Er moest wel elke maand traktement worden uitbetaald. Dit gebeurde nagenoeg altijd wel, wat als gunstig gevolg had dat de troepen van Maurits en Frederik Hendrik nooit aan het muiten sloegen, zoals we wel bij Spaanse en Duitse legers zagen in die tijd. In de jaren 1647-1651 waren er verdere troepenreducties, met als gevolg een economische achteruitgang en terugloop van de bevolking in de vestingsteden. Maastricht, bijvoorbeeld, zag haar inwonertal meer dan gehalveerd.
Coevorden bleek te ongunstig gelegen ten opzichte van de rivieren en belangrijkste handelsroute om na 1647 deel te hebben aan de groei in het grensoverschrijdende verkeer. Een toestand die tot in onze tijd zou voortduren. We zien in alle garnizoenssteden dan ook een grote achteruitgang in alle takken van nijverheid. Ook de bouw en het onderhoud van de vestingwerken stagneerden. Coevorden groeide niet meer. De vestingen en vestingwerken werden na de vrede van Münster in 1648 geheel verwaarloost. Holland voelde zich veilig achter de waterlinie terwijl in de tijd van Johan de Witt de opbouw van een sterke oorlogsvloot, gericht tegen de opkomende handelsconcurrent Engeland voorrang kreeg. Toch vond een Engelsman in 1663 de toestand in Coevorden zo slecht nog niet.
In het reisverslag van William Lord Fitzwilliam lezen we: Coevorden, een klein stadje, sterk door kunst en natuur. De bouwkunst heeft Coevorden zo zwaar versterkt dat de stad, mits ze voldoende mannen en ammunitie heeft, onneembaar lijkt. De vesting is volstrekt regelmatig gebouwd. Bijna nergens in de wereld vind men iets dergelijks… op elk bolwerk staat een zwaar stuk geschut… Het kasteel is versterkt met vier kleine bastions… in het bastion Zeeland ligt het kruithuis… De staten uit Den Haag komen hier twee maal per jaar op inspectie om te zien of alles in orde is…volgens hem was er dus niets mis met de vesting.
Rampjaar 1672
Toen: Het Rampjaar, 1 juli 1672, het Keuls-Münsterse leger steekt de grens over. Stadsbesturen en vestingcommandanten raakten bij het zien van de vijand volledig de kluts kwijt. Alle vestingen aan de Rijn en de IJssel zoals Deventer, Zwolle en Kampen gaven zich zonder slag of stoot over! Er lagen slechte en nietswaardige landtroepen. Bevelhebbers van vestingen waren vaak benoemd op grond van familiebelangen en niet vanwege hun militaire deskundigheid. Daar hadden ze ook geen belangstelling voor, ze hadden alleen belang bij wat zo`n baantje opleverde. Maar de regering van Drenthe gaf zich niet over aan Bernard van Galen, zoals die van Overijssel dat wel hadden gedaan. Ze week uit naar Groningen.
Met Coevorden echter ging het niet best. Bommen Berend belegerde en bestormde de stad. Er was geen redden aan. Een logisch gevolg van het feit dat de tussen 1597 en 1609 gebouwde vesting na 1648 was verwaarloosd. De bewapening en proviandering was slecht en het garnizoen te zwak. De bisschop, vanaf toen bekend als Bommen Berend, zetelde in het huis ter Scheere. Tijdens het bombardement werd het krijgsmagazijn zwaar getroffen en werden er bressen in de wallen geschoten. Zeer tegen zijn zin moest Commandant Johan van Burum de vesting overgeven (11 Juli). De bode die het bericht van overgave kwam brengen bij Lodewijk XIV kreeg van hem een gouden ketting. Van de bij de overgave bedongen aftocht met volledige bewapening, vliegende vaandels en slaande trommen kwam niets. De overwinnaars traden de capitulatievoorwaarden met de voeten: er diende met stille trom vertrokken te worden.
Tevens werden soldaten die uit Coevorden, Drenthe, Twente, Bentheim of Munsterland afkomstig waren vastgehouden voor losgeld of ze werden gedwongen dienst te nemen in het Keuls-Munsterse leger.
Mijndert van der Thijnen en het ontzet van Coevorden
Meyndert van der Thijnen was met vrouw en kind naar Groningen gevlucht. Hij stond in contact met Rabenhaupt over een plan voor een aanslag op Coevorden. Dat zou gebeuren als de vorst inviel, zodat de moerassen rond de vesting begaanbaar zouden zijn. Met een legertje van 968 man plus een compagnieën vrijwilligers onder leiding van overste Eybergen en de majoors Sickinge en Wijler gingen Rabenhaupt en onze Meindert op stap. Vanuit Groningen ging het langs Gieten, Odoorn en Erm alwaar werd overnacht. Daar blijkt dat twee dragonders waren gedeserteerd. Die waarschuwden de bezetting in Coevorden. Maar de opmars ging verder via Dalen naar het Hooge Loo: de aanval kon beginnen. Maar er kwam een kink in de kabel.
Vlak voordat de aanval zou beginnen, de Münstersen stonden klaar op de wallen om Meindert en zijn makkers te ontvangen, werd de aanval afgeblazen omdat één van de aanvoerders, Claas Buiter, dronken was. De gehele dag stonden de soldaten van Bommen Berend in de kou en nattigheid te wachten. De gehele dag daarop ook en er kwam niets. Toen moesten ze gedacht hebben dat de aanval helemaal niet meer kwam.
Die kwam, onverwacht, de avond daarop. Een nevel hielp bij het oversteken van de grachten. Er werden biesbruggen over de opengehakte grachten gelegd, waarbij Meindert van der Thijnen een belangrijke rol speelde. Terwijl een jonge soldaat (daarvoor rijkelijk betaald door Eybergen) kans zag op de Markt te komen en daar luidruchtig de prinsenmars te slaan, werd het bastion Gelderland veroverd. Het kasteel werd bezet en de Friese Poort kon worden geopend. Overste Eybergen trok met zijn mannen de stad in die daarop geplunderd werd. Ook het huis van Meindert werd leeggehaald …enkele Münstersen kwamen via de Bentheimer Poort weg. Anderen werden gevangen genomen en in de kerk opgesloten. Wel 200 Bisschopsen waren op de wallen doodgegaan.
Erebewijzen
Rabenhaupt kreeg als beloning het drostschap van Drenthe. Van Eybergen werd bevorderd tot kolonel en werd commandant van de vesting. Meindert van der Thijnen weigerde een officiersrang. Wel zag hij brood in de positie van commies van `s lands magazijnen en ontvanger der inkwartieringsgelden in zijn woonplaats. Later werd hij door de burgers gekozen als één der vier burgemeesters. De Raad van State schonk hem in 1676 een verguld zilveren bokaal. Deze deed later dienst in de Grote kerk en is nu te zien in museum Drenthe’s Veste. Rabenhaupt en Meindert van der Thijnen zijn later in de kerk begraven. De plaats waar is echter niet bekend.
Modernisering en herstel
De aanhoudende oorlogstoestand na 1672 betekende een herleving van de garnizoenssteden. De garnizoenen waren in de periode 1674-1713 groter dan in de periode 1647-1672. Het is de tijd van Menno, baron van Coehoorn (1641-1704), wiens nieuwe vinding, de Coehoornmortier (een draagbaar stuk geschut) in de krijgskunst een belangrijke rol ging vervullen. Aan hem danken we het Nieuw-Nederlandse stelsel. Hierin werd Coevorden onderdeel van het oostelijk verdedigingsstelsel. Naast Palma Nuova en Grammichele in Italië, werd Coevorden een van de gaafste uitvoeringen van de ideale Renaissancestad. (Zie: plattegrond van Coevorden met verdedigingswerken, waarin de nieuwe inzichten van Menno van Coehoorn gestalte hebben gekregen handschriftkaart gebroeders Hattinga, midden 18e. eeuw.)
Menno van Coehoorn
Treurig evenwel is dat van Coehoorns meesterwerken in de 19e. eeuw met de grond gelijk zijn gemaakt. Alleen Doesburg bezit in de Hoge linie nog een indrukwekkend voorbeeld van zijn kunnen. Rond 1681-1682 werden de vestingwerken gemoderniseerd. Daarbij ontstond ruzie over het ontwerp dat van Coehoorn had gemaakt voor de nieuwe verdedigingswerken rondom de grensvesting Coevorden. Hij kreeg onenigheid met kapitein-ingenieur Louis Pasen, die naar van Coehoorn`s mening te veel vasthield aan de “oude maniere der Stercktenbouw”. De Franse vestingbouwmeester Vauban werd gevraagd de situatie te beoordelen. “Hier heeft passie geregeert, daer dese heerschen zijn de reden stil”, schreef deze in zijn rapport. Wat de ideeën van Van Coehoorn waren lezen we in zijn in 1685 verschenen boek, Nieuwe Vestingbouw op een natte of lage Horisont (van een natte horizon is sprake wanneer de vesting ligt in een moeras of wanneer het terrein er omheen onder water gezet kan worden). Kenmerkend was het op een centraal plein gericht stelsel van radialen, onderling verbonden door concentrisch lopende straten en omgeven door een ring van fortificaties. Ook belangrijk was hierbij, dat het kwetsbare werk, het metselwerk laag diende te zijn en van buiten de vesting onzichtbaar.
De vesting in de 18e eeuw
De directeur-generaal der Fortificatiën Guillaume le Vasseur gaf in 1720 in vriendelijke bewoording de toestand van de verdedigingsstelsels weer. Gebruik makend van de natuurlijke gesteldheid kon eigenlijk alles gemakkelijk omgevormd worden tot een verdedigingslinie, voor een vijand ondoordringbaar. Zijn opvolger, Carel Diederik Du Moulin, schreef in augustus 1776 aan veldmaarschalk Lodewijk Ernst, hertog van Brunswijk-Wolfenbüttel, dat de grensverdediging zo slecht is, dat een vijand, waar hij ook aanvalt, nergens beletselen zal vinden. De Raad van State, belast met het toezicht, reageerde hier totaal niet op: men was in die tijd te zuinig. Alleen de linie langs de noordoost-grens was nog redelijk. En volgens Moulin moest het moerasgebied tussen Coevorden en het Zwarte Water zo veel mogelijk intact blijven. De Ommerschans werd toen nog wel verbeterd volgens het Nieuw-Nederlands stelsel door directeur-generaal Hertell (1741).
De Franse tijd
Het laatste beleg dat zich op het grondgebied van de Republiek afspeelde was in 1794, toen Grave, onder bevel van Generaal-Majoor Andreas de Bons, 25 dagen lang artilleriebeschietingen door de Fransen moest ondergaan. De vesting capituleerde op 30 december van dat jaar. Een jaar later, 1795, was Coevorden aan de beurt. 1200 man vluchtende Engelse troepen vielen al plunderend de stad binnen. Op zondagmorgen 8 februari verlieten ze de stad en gingen richting Hannover. Maar eerst werden de kanonnen vernageld, de magazijnen vernield en het kruit in de stadsgracht gegooid. Toen kwam het nieuwe bestuur, met een eerste vergadering in de grote kerk, het Committee Revolutionair’.
De omwenteling was een feit! De vrijheidsboom werd geplant, een dennenboom die met veel vreugde de stad was binnengehaald. Toen kwamen de Fransen, 1000 man cavalerie en infanterie. Hun paarden stalden ze hier, in de Grote Kerk. De bevrijding werd een tegenvaller: het kostte geld. Die troepen waren nog niet binnen of ze eisten 1200 tarwebroden, 1200 andere broden, 1200 pond vlees en 3000 porties hooi en haver. Ze betaalden met assignaten die al gauw waardeloos bleken te zijn. Neen, die Franse tijd viel al spoedig bitter tegen. Het werd een slechte tijd voor Coevorden. Even dacht men dat het beter zou gaan toen in maart 1809 Koning Napoleon op bezoek kwam. De straten waren schoon geboend, de wegen hersteld, de erebogen opgericht en de maaltijden stonden gereed. De broer van de Franse keizer beloofde toen dat Coevorden weer een vesting van de eerste rang zou worden. Het bleek helaas een loze belofte te zijn. Wel gaf Lodewijk Napoleon 1000 gulden voor het weeshuis, voor de “ouderloze kinderen”.
Toch gebeurde er iets. Er kwam een nieuwe kazernering en er werden soldaten geworven voor het garnizoen. Het leek er even op dat de vesting zou herleven. Maar het leek meer dan het was en had weinig effect.
De laatste strijd
In 1813 werd de vesting Coevorden in staat van verdediging gebracht. Bevelhebber Joseph Martin David liet behuizingen en bomen buiten de vesting neerhalen. Een deel van het voorterrein werd onder water gezet. De omgeving werd leeggeplunderd voor voedsel en brandstofvoorraad. Het garnizoen werd versterkt van 500 man naar 800 man. De vesting bleek te sterk voor de Kozakken, de Russische lichte ruiterij. David weigerde te capituleren. Behoeftige Coevorder burgers werden de stad uitgezet. Wie zich daar niet aan hield kwam in de gevangenis boven de Bentheimerpoort.
Uitvallen
Regelmatig deden de Fransen uitvallen. Het leek er wel op dat David het keizerrijk van Napoleon in zijn eentje in stand wilde houden. Maar op 3 mei 1814, nadat overal in Europa Napoleon had afgedaan, gaf David het op. Het doek valt. Het roemloze einde van een eens beroemde vesting. In 1823 werd de oude toren van het kasteel afgebroken. De vesting speelde vanaf nu geen rol meer in de landsverdeling. Het garnizoen in omvang teruggebracht. Eigenlijk was de teloorgang van de vesting een logisch gevolg van de ontwikkelingen op militair-strategisch en militair-technisch gebied. Een ouderwetse vesting paste daar niet langer in. Daar kwam bij dat het Ministerie van Oorlog moest bezuinigen, ook toen al bezuinigen, gevolg in Coevorden: paniek. Het stadsbestuur deed een beroep op koning Willem lll. Die antwoordde heel optimistisch: dat het zijn bedoeling was steeds ene militaire bezetting in Coevorden te doen blijven. Maar de verantwoordelijke minister dacht daar anders over. In 1854 gingen de laatste troepen de stad uit. Het was gebeurd. De ontmanteling van de vesting kwam na de Vestingwet van 1874.
Sloop
De wallen en poorten werden gesloopt. De steden waren niet langer mede -verantwoordelijk voor de defensie. De verdediging van het land werd nu een zaak die in Den Haag werd geregeld. Nu kwamen de verdedigingslinies, waarvan een aantal in 1940 ook daadwerkelijk hebben dienst gedaan, zoals de Grebbelinie, in 1940 beter bekend als de Valleilinie en de stelling bij Kornwerderzand. Tijdens de tweede Wereldoorlog diende de vanuit de lucht waar te nemen stervorm van de voormalige oude vestingstad als oriëntatiepunt voor Amerikaanse vliegers op hun bombardementsvluchten vanuit Engeland naar Duitsland. De vliegers spraken toen over “The Star”.
Uitbreidingsmogelijkheden voor de stad
De steden konden nu uitbreiden, zo ook Coevorden. Over de Bentheimerbrug kwam bijvoorbeeld de Eendrachtstraat tot stand. Maar eerst werden de vrijgekomen gordels onder andere benut voor de bouw van woningen voor de gegoede burgerij, nu langs een voorname, brede straat. Soms bleef er een stukje gracht over als singel, een stukje groen als plantsoen. Zo werden hier in Coevorden ook de Rijks-HBS, de Meisjes vakschool, het postkantoor en het Aleida Kramerziekenhuis op de vrijgekomen militaire terreinen neergezet. Evenzo het nieuwe gemeentehuis. Tja, men ging toen rigoureus te werk. In sommige oude vestingsteden is hier en daar nog een stukje overgebleven. Het grootste deel ging verloren bij deze sloopwoede. Maar ja, wie zou het eventueel behoud van vestingwerken betalen? Niet het Rijk. En de steden konden de ruimte goed gebruiken. Wel werd er nog iets hersteld in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Herstel en reconstructie vond bijvoorbeeld plaats in Heusden, Willemstad, bij de Zwartedijksterschans en in Bourtange.
Toen kreeg Coevorden ook haar kasteel weer terug. Wat is er over van de vesting Coevorden in het huidige Coevorden: Het historisch gegroeide stervormig stratenpatroon, driekwart van de buitengracht, het Arsenaal (met bibliotheek en museum) en natuurlijk het kasteel. Een paar oude kazernes zijn omgebouwd tot kleine woningen. En wie wil zien hoe de vesting Coevorden er in haar glorietijd uitzag, wordt hierbij uitgenodigd eens een kijkje te gaan nemen in het Coevorder Gemeentemuseum Drentyhe’s Veste waar een prachtige maquette van de 17e.–eeuwse vesting staat. In het wapen van Coevorden staat “Multis Periculis Supersum”, vele gevaren ben ik de baas, of: ondanks de vele gevaren die mij bedreigd hebben besta ik nog.
Een waar woord.
Literatuur:
- Vestingen in Nederland, uitgave van ANWB-Media, zonder jaartal;
- Atlas van historische vestingwerken in Nederland, uitgave van de stichting Menno van Coehoorn (niet in de handel);
- H. Gras (redactie) en anderen, Drenthe`s Veste. Geschiedenis van Coevorden. Groningen, 1998;
- H.D Minderhoud, om de juiste leer, in: De Ganseveer, jaargang 6 nummer 1 (maart 2003);
- C.J.C Rietman, De belegering van Coevorden. Coevorden, 1989;
- Noortje de Roy van Zuydewijn, Verschanste schoonheid, een verrassende ontdekkingstocht langs historische verdedigingswerken in Nederland. Amsterdam 1977;
- J. Sneep en anderen, Vesting. Vier eeuwen vestingbouw in Nederland. `s Gravenhage, 1982;
- Meindert van Thienen/van der Thijnen, Herovering van Koevorden in de jaren 1672. Coevorden 1672;
- A. Veenhoven, 1672-1972 Herovering van Koeverden in den jare 1672. Coevorden, 1972;
- Kees Zandvliet, Maurits, Prins van Oranje, Zwolle, 2000;
- Drentse Historische Vereniging- Postbus 243 –9400 AE Assen (NL).