Onderwerp van deze scriptie is de armenzorg in Coevorden gedurende de periode 1814-1854. Het is goed gebruik om begrippen vooraf duidelijk te omschrijven. Met het woord armenzorg is dat niet zo eenvoudig als het gaat om het eraan ten grondslag liggende begrip armoede.
Om te verduidelijken wat het probleem is, noem ik vier omschrijvingen voor het begrip armoede:
- een situatie waarin mensen een levenspeil hebben, dat belemmerd werkt op psychisch en physiek gezond funktioneren
- armoede noemen wij gebrek aan genoegzaam loon voor den arbeid, aan voedsel, kleding en huisvesting
- er is een onderscheid tussen primaire en secundaire armoede. De eerste vorm staat voor te weinig inkomen om minimaal te kunnen leven, dat wil zeggen te weinig voedsel, huisvesting en kleding. Secundaire armoede verwijst naar een situatie van op zich net voldoende inkomen dat toch te weinig is in verband met een verkeerde besteding ervan
- definiëring volgens een armoede-index bestaande uit een rangorde van de armen op basis van de gewogen som van inkomensverschillen.
Hoe de arme zelf dacht over zijn of haar situatie is niet uit de archiefstukken die door mij geraadpleegd zijn te halen. De reden daarvan is het feit dat armen niet of nauwelijks konden schrijven, driekwart was analfabeet. In deze scriptie zal dan ook het armoedevraagstuk in Coevorden benaderd worden vanuit de bedeling. Coevorden werd gekozen vanwege het feit dat de schrijver van de scriptie daar woont. Bovendien ligt in de kelders van “het Kasteel” annex gemeentehuis een geordend archief. Het jaartal 1814 is gekozen omdat er toen feitelijk een einde kwam aan de Franse tijd in Coevorden.
In de morgen van zeven mei 1814 verliet de Franse bezetting het vestingstadje in de richting van Ommen. Het jaartal 1854 vormt een geschikte grens omdat op achtentwintig juni van dat jaar de wet tot regeling van het armbestuur in werking trad.
De zorg voor arme medemensen was door de eeuwen heen niet uitsluitend kerkelijk van aard. De wereldlijke overheid had dikwijls een “vinger in de pap”. In de Patriots-Bataafse-Franse tijd zaten elementen van sterke staatsbemoeienis met de armenzorg. Na 1814 was er sociaal-economisch gezien geen sprake van een restauratie van het “ansien-régime”. De grondwet van 1814 bepaalde in artikel 141 letterlijk: “Als eene zaak van hoog belang wordt ook het armbestuur en de opvoeding der arm-kinderen der aanhoudende zorg der Regering aanbevolen. De Souvereine Vorst doet insgelijks van de inrigtingen dienaangaande jaarlijks een uitvoerig verslag aan de Staten-Generaal geven”. Dat laatste gebeurde ook wel, maar met name kerkelijke armbesturen gaven die gegevens met tegenzin en dikwijls onnauwkeurig. Het kwam er in feite op neer dat van de zijde van de regering gestreefd werd naar centralisatie.
Daartegenover stond een aantal kerkelijke armbesturen die armverzorging als een uitsluitend kerkelijke aangelegenheid zagen. Artikel 195 van de grondwet van 1848 wijst in de richting van een verdergaande secularisatie. Letterlijk staat er: “Het armbestuur is een onderwerp van aanhoudende zorg der Regering en wordt door de wet geregeld. De Koning doet van de verrigtingen dienaangaande jaarlijks een uitvoerig verslag aan de Staten-Generaal geven”.
In welk tempo burgerlijke overheden op plaatselijk niveau feitelijk meer zeggenschap kregen over kerkelijke armbesturen kan alleen archief-onderzoek op dat plaatselijk niveau duidelijk maken. Coevorden was zo’n kleinere bestuurseenheid.
Naast de bovengenoemde vraagstelling noem ik de volgende:
- welke instellingen voor armenzorg kende Coevorden?
- nam de armoede toe in Coevorden?
- lukt het om voldoende statistische gegevens te vinden wat betreft het aantal bedeelden, bedelingsbedragen en overheidssteun?
- was er voornamelijk sprake van filantropie of kwam de zorg voort uit een dieper gevoel van mede-verantwoordelijkheid?
- was de gegeven bedeling afgestemd op een “berekende” behoefte?
- vormden de armen in Coevorden een aparte groep binnen de samenleving?
De opzet van de scriptie is eenvoudig. De indeling is als volgt: De armenzorg in de periode 1814-1854 in Nederland, de armenzorg in de periode 1814-1854 in Drenthe en tenslotte de armenzorg in Coevorden in de periode 1814-1854.
Bij het schrijven van dit hoofdstuk kan nauwelijks gesteund worden op bestaande literatuur over het aan de orde zijnde onderwerp. Hopelijk zal door dit feit de diepgang van het onderzoek niet teveel geschaad worden.