Bijna iedereen heeft wel eens van oproer in één of andere stad gehoord, al is het maar het palingoproer in Amsterdam. Was aldaar een paling de onschuldige aanleiding tot een bloedige worsteling tussen de openbare macht en de oproerige menigte, dat wel vaker onbeduidende zaken aanleiding gegeven hebben tot ongewenste verhoudingen tussen overheid en volk, bewijst ons het IJzerkoekenoproer te Coevorden, in december 1770.
Tegenwoordig heerst nog in Coevorden de gewoonte dat op Nieuwjaarsdag, de minder met aardse goederen bedeelde inwoners, de deuren van de burgers aflopen en een gelukwens uitspreken, waarvoor zij dan een paar centen of enige “ijzerkoeken” ontvangen. Niet altijd echter is deze gelukwens gemeend, wat blijkt wanneer iemand zich verstout om “hetzelfde” te wensen en niets te geven, in welk geval men niet zelden het tegenovergestelde van een zegenwens krijgt te horen. In vroegere tijden schijnt dit gebruik op nog veel groter schaal geheerst te hebben en schijnen de gelukwensen ook altijd niet even goed gemeend te zijn, waarom dan ook pogingen werden aangewend om hier aan een eind te maken.
“Den 13 december 1770 is in de kerkenraads voorgestelt en van alle de aanwezenden leden eenpariglijk besloten, den Agtbaren Magisstraat van deze Stadt, namens de Eerwaarde Kerkenraadt te verzoeken, om op een middel bedacht te zijn tot afschaffing van dat oudt en slegt gebruik, dat op Nieuwjaarsdag lange heeft plaats gehad, met betrekking tot het uitdelen van zogenaamde nieuwjaars- of ijzerkoeken aan straatlopers en soortgelijken”. En, een maar al te graag verhoor vond dit verzoek bij de Magistraat.
Willekeur
Overwegende, dat zelfs zij die kommer en gebrek leden dikwijls hun laatste penningen opofferden voor dat gebruik en dat menig burger overlast werd aangedaan door het misbruik, dat deze gewoonte gemaakt werd, vaardigde de Magistraat op 22 december 1770 een “willekeur” uit, waarbij te strengste werd verboden om op Nieuwjaarsdag aan de “gelukwensers” ijzerkoeken uit te delen.
Maar, zoals het maar al te dikwijls het geval is, goede bedoelingen worden niet altijd gewaardeerd, vooral wanneer de pogingen van regeringspersonen uitgaan. Zo was het ook hier het geval.
Ofschoon het verzoek der Kerkenraad door ruim 140 notabele ingezetenen gesteund werd, bleek alras, dat het besluit van de Magistraat bij een gedeelte der ingezetenen een zeer ongunstig vond.
Vooral was dit het geval bij de mindere stand, welke zich in haar rechten verkort achtte. Eerst door enkelen, langzamerhand door velen werd het besluit openlijk afgekeurd, totdat de beweging ten slotte een zeer dreigend aanzien kreeg.
Opstand
Opgeruid door sommigen trokken een troep mannen vrouwen en kinderen naar het Stadhuis waar de Magistraat vergaderd was. Een protest tegen het verkorten der rechten der ingezetenen werd ingediend.
De Magistraat legde echter het protest ter zijde en handhaafde het eens genomen besluit. Nauwelijks was dit bekend of het rumoer verhief zich opnieuw, het stadhuis werd omsingeld, dreigende kreten verhieven zich en de opgeheven straatkeien en ïjzerkoekenijzers” voorspelden het bestuur weinig goeds.
Enkelen van de Magistraat wilden de hulp der bezetting inroepen, maar de meerderheid, bevreesd voor de mogelijke gevolgen, stelden voor om het besluit in te trekken. Aldus werd besloten, onder beding van vrije aftocht der leden naar hunne woning. Onder luid gejubel werd deze voorwaarden toegestaan maar bij het verlaten van het stadhuis werd de leden menig hartig woordje naar het hoofd geslingerd en maakten enkelen der leden op minder zachte wijze kennis met de “ijzers”.
De onruststokers triomfeerden en Nieuwjaar werd door hen op luisterrijke? wijze gevierd. De weldenkenden onder de ingezetenen keurden de besluiteloosheid der Magistraat af en menig hatelijke toespeling op het gebeurde zag het licht, zelfs verscheen een kluchtspel getiteld: “Burger en Overheidsstrijd”, waarin de dichtmaat de geschiedenis van het oproer werd beschreven.
Nogmaals strijd
In 1814 werden de ingezetenen van Coevorden nog eens door krijgsrumoer opgeschrikt. Evenals op zo veel andere plaatsen werd ook te Coevorden, in ’t laatst der 18e eeuw, de vrijheidsboom opgericht en stroomden de uitgehongerde Franse benden, met gejuich door de inwoners ontvangen, de stad binnen. Met nog veel groter vreugde zag Coevorden hen op 7 mei 1814 vertrekken.
Na een belegering der stad door de Pruisen en Kozakken, ondersteund door de Schutters, gaven de Fransen de vesting over. Na dien tijd werd generlei strijd meer om Coevorden geleverd. Voor ruim 40 jaren, toen door betere en meerdere verkeerswegen met het Noorden, de vesting Coevorden vrijwel nutteloos geworden was, werd het garnizoen opgeheven en alzo de roemrijke en glorievolle nog te weinig bekende krijgsgeschiedenis van Coevorden afgesloten.