De Telegraaf 3 mei 1980, door Jos van Noord
“Nog steeds slaap ik zeer moeilijk. Altijd tabletten. Nee, ik geloof niet dat je zoiets helemaal uit je herinnering kunt verbannen. Als ik mensen Duits hoor praten, slaat de angst mij weer om het hart”.
10 mei 1940
Gina Nijenhuis uit Steenwijksmoer bij Coevorden herinnert zich de tiende mei 1940 nog als de dag van gisteren. Als 17-jarig meisje werd Gina, de dochter van de brugwachter van de Lutterhoofdwijk tussen De Krim en Coevorden, als een levend schild gebruikt door de binnenrukkende Duitsers. Gina werd daarbij door een kogel in de rug getroffen. Ik sukkel er nog steeds mee”, zei ze ons deze week in haar huisje in Steenwijksmoer.
In het oorlogsboek “Die lange morgen in mei” waarin de Haagse hoofdambtenaar Herman Brand een minutieus verslag doet van de Duitse inval in Zuidoost-Drenthe, wordt ook de opmerkelijke geschiedenis Gina Nijenhuis onthuld. De strijd speelde eigenlijk rond de brug van Goselink, iets meer dan een kilometer afstand van de draaibrug van brugwachter Nijenhuis. Als de eerste oorlogsgeluiden weerklinken, pakken Gina en haar zusje snel hun fietsen en rijden langs het kanaal richting brugwachter Goselink.
“Mijn zusje zei onderweg: Gina knapt je band? Maar ik kon gewoon doorfietsen. Het was geen klapband, de Duitsers schoten op ons. We kwamen niet verder dan het huisje van Hilbink, ongeveer halverwege”, aldus Gina, die nu mevrouw Nijland heet. Met een daverende slag werd de brug van Goselink opgeblazen. Vier Nederlandse militairen, later geridderd met het bronzen kruis, hielden vanuit hun primitieve stelling met machinegeweren de Duitse opmars urenlang tegen. Ze zaten in een bouwsel van planken en aarde, met wat graszoden erop en afgeschermde schietgaten.
Verassing
Toen de Duitsers in groten getale omstreeks vier uur in de ochtend bij de brug van Goselink arriveerden, was de verrassing compleet: zeker zestig Duitse soldaten sneuvelden en vele tientallen werden gewond door het onophoudelijke mitrailleurvuur vanuit de stelling achter de noordelijke dijk van het kanaal.
Ook de commandant van het Duitse verkenners-eskadron, Oberleutenant Graf zu Soles Wildenfels, werd door de vier Nederlandse schutters vanuit hun stelling gedood. Maar inmiddels waren de Duitsers een brug verder, die van vader Nijenhuis, overgetrokken en zwermden uit over de weiden aan weerszijden van de weg naar Steenwijksmoer.
In het huisje van Hilbink lagen de mensen plat op de vloer. De kogels floten hun om de oren. In de stal sneuvelde een koe.
Gina, nu: ”Opeens waren er overal in huis Duitse soldaten. Waar ze zo gauw vandaan kwamen wist ik niet, maar wij moesten opstaan. We werden naar buiten gedreven en moesten op de dijk gaan staan. De Duitsers dwongen ons toen om voor hen uit in de richting van die stelling te lopen, waar de Hollandse soldaten nog steeds stand hielden. Er kwamen wel tweehonderd Duitse soldaten achter ons aan.
Zo gingen we recht op de stelling van onze dappere soldaten af. De spanning was bijna ondraaglijk. We liepen rustig en ik ben er nooit achter gekomen hoe het kon gebeuren, maar plotseling werd er enorm geschoten. Ik voelde een klap in m’n rug. Ik was geraakt door een Duitse kogel. Ik bloedde erg, maar moest doorlopen van de Duitsers. Ze waren dronken en zagen niet eens dat ik een schotwond had. Ik kon haast niet meer. Toen kwamen er enkele hoge officieren bij en die zeiden dat ik moest gaan liggen. Ik raakte bewusteloos.
Op een ladder hebben ze me enkele uren later naar het Aleida Kramer ziekenhuis in Coevorden gebracht met een oude schuit over het kanaal. De hele oorlog door heb ik er veel last van gehouden. Nog twee keer ben ik opgenomen in het ziekenhuis omdat de wond niet goed heelde.
Gillend wakker
Eigenlijk ben ik er nooit overheen gekomen. Vooral in m’n gedachten niet. Die slapeloosheid is het ergste. Jarenlang durfde ik niet aan de deur te komen; ik schrok als er werd aangebeld. In het begin werd ik ‘s nachts nog wel eens gillend wakker, maar dat is gelukkig over.
Het is merkwaardig hoor zo’n gebeurtenis, waarvan je nooit had vermoed er zo persoonlijk in betrokken te raken, je hele leven lang zo’n stempel blijft drukken. Ik kan me ook verschrikkelijk goed voorstellen wat andere mensen nog steeds moeten doormaken, mensen die tijdens de bezetting nog veel erger hebben meegemaakt.
En waar was het allemaal goed voor? Zijn we er beter van geworden?
We zijn nu vele jaren verder: overal in de wereld zijn oorlogen en conflicten. Dat zit me nog het meeste dwars”.