Een opmerkelijke vondst
Op het terrein funderingen van de 17e-eeuwse Bentheimer poort zijn opgegraven, vonden archeologen ook een rijkgevulde beerput met een zeer opmerkelijke vondst. De beerput, die hoorde bij het Commandement, de militaire ambtswoning van de commandeur aan de Bentheimerstraat, bevatte namelijk de klauw van een beer. Nader onderzoek door specialisten wijst uit dat het zeer waarschijnlijk om resten van een ijsbeer gaat.
Dierlijk bot
Tijdens de opgraving die RAAP uitvoerde in het Bogasgebied in Coevorden is veel dierlijk bot verzameld. Onder de minimaal 34 verschillende diersoorten zijn resten van wilde en gedomesticeerde zoogdieren, vogels, vissen, weekdieren en amfibieën onderscheiden. De botten in de beerput zijn weggegooid als afval. Ze vertellen over de eetgewoonten, maar soms ook over bijzondere hobby’s en bezittingen van de welgestelde commandeur en zijn gezin. Zo is de klauw een beer in de beerput gevonden: een benen koot en de kromme nagel om de koot heen. Mogelijk ging het om een bruine beer (Ursus arctos) of een ijsbeer (Ursus maritimus), zo bleek uit een eerste vergelijking met de collectie van de Rijksuniversiteit Groningen. Deze opmerkelijke vondst stond niet op het menu van de commendeur.
Resten van beren worden zelden in de Nederlandse bodem gevonden, en resten van ijsberen zijn nog zeldzamer. In tegenstelling tot de bruine beer is de ijsbeer nooit in het wild in Nederland voorgekomen. De datering van de beerput in de 17e eeuw maakte duidelijk dat de klauw niet van een beer was die hier in het wild leefde. De laatste, in het wild levende bruine beer in Nederland, stierf namelijk aan het begin van de 11e eeuw.
DNA-onderzoek
Om het verhaal van het Commandeurs Logement compleet te maken, is aanvullend onderzoek gedaan naar de berenklauw. Met hulp van het Naturalis Biodiversity Center in Leiden werd vastgesteld dat de klauw afkomstig was uit een voorpoot en niet uit een achterpoot. Afgaande op de fysieke kenmerken was een ijsbeer de meest waarschijnlijke diersoort. Een ijsbeerklauw is namelijk korter, dikker en minder gekromd dan de klauw van een bruine beer. Daarnaast voerde Naturalis een zogenoemd ancient DNA-onderzoek uit op de koot. Met een kleine boor is botweefsel verzameld uit de kern van de koot. Daaruit is het nog aanwezige oude DNA onderzocht. Hoewel deze studie geen 100% zekerheid gaf over de diersoort, bleek het waarschijnlijker dat de klauw van een ijsbeer was, dan van een bruine beer.
Een ijsbeer?
Historisch gezien is de vondst van een ijsbeerklauw logisch te verklaren, vanuit de vele handelsroutes in de 17e eeuw. Rond 1700 vertrokken jaarlijks zo’n 200 schepen vanuit Nederland naar Spitsbergen voor de walvisvangst. Confrontaties met ijsberen waren een vast onderdeel van de jacht op walvissen. Het is goed denkbaar dat een van de commandeurs via de handelsroutes aan een ijsbeer is gekomen. Geen complete ijsbeer, maar eerder een berenvel. Naturalis beschikt over meerdere ijsberenvellen uit historische context. Juist de klauwen werden, met de derde koot er nog in, vastgezet aan een geprepareerde huid. Samen met de kop, met geprepareerde tong en gesperde bek, zorgden de grote klauwen ervoor dat de ijsbeer ook dood nog indruk maakte. Mogelijk was het ijsberenvel een cadeau aan de Commandeur, of een persoonlijke aankoop.
In de beerput in Coevorden is slechts één klauw aangetroffen. Een opvallend detail is dat er hondenvraat te zien is op het bot. Wie weet knaagde de hond van de Commandeur aan het harde uiteinde van het berenvel, waarna een klauw losraakte en weggegooid is in de beerput. Uiteraard is dit slechts een mogelijke verklaring. Het verhaal achter de berenklauw is nooit meer met zekerheid te achterhalen.
Bron: RAAP onderzoeks- en adviesbureau voor archeologie en cultuurhistorie in Nederland