Verraad van Rennenberg
Groningen was in 1580 door het verraad van den Graaf van Rennenberg, ’s Prinsens Stadhouder en één van zijn beste vrienden, daartoe overgehaald door de aanzoeken van zijn zuster en de hoge aanbiedingen van Spaanse zijde, de vijand weer in handen gevallen.
Barthold Entes kwam met een Staats leger en sloot Groningen in. Later kwamen Graaf Willem Lodewijk van Nassau en Graaf Philips van Hohenlo hem ter hulp. In deze belegering sneuvelde Barthold Entes. Teneinde te beletten, dat Groningen door Spaanse troepen, uit het zuiden komende, ontzet werd, beval Prins Willem, die toen in Kampen was, Coevorden te versterken. Wat de reden was, is onbekend, maar van de versterking kwam niet veel.
Dat Prins Willem juist gezien had, bleek weldra. De Spaanse bevelhebber Maarten Schenk kwam met 3600 man bij de Rijn om Groningen te ontzetten. De Graaf van Hohenlo trok hem met 3000 man, langs Coevorden, tegemoet. Op de Staalbrink, ten Zuid-Oosten van Hardenberg, aan de Bentheimse grens, ontmoeten zij elkaar. Ondanks dat zijn volk moe, hongerig en dorstig was, viel Hohenlo de vijand, die reeds enige uren gerust had, aan. Hohenlo verloor de slag. Vijf stukken geschut en al de bagage vielen de vijand in handen.
Coevorden
Johan van de Cornput was bevelhebber Coevorden. De bezetting bedroeg slechts 50 man. Een gedeelte van Hohenlo’s volk vluchtte naar Coevorden, maar wilde niet vechten, omdat Coevorden niet voorzien was. Door Bentheim trokken zij naar Hohenlo, die te Oldenzaal gelegerd was. Schenk nam zonder slag of stoot, bezit van Coevorden op 20 september 1580.
Het beleg van Groningen werd hierop afgebroken, ofschoon de stad op het punt stond zich over te geven. Tot Drost en commandant over ’t garnizoen te Coevorden werd aangesteld Eberhard van Enze. Hohenlo, die intussen niet stil zat, trok naar Groningen en nam de schans bij Punterbrugge in. Hij zond Overste IJselstein, met zes compagnieën naar Coevorden, die de stad, welke bijna geheel open lag, innam. ’s Avonds na de inname kwamen nog Willem Lodewijk van Nassau en Philips van Hohenlo.
Bij ’t bezichtigen van ’t kasteel werd Willem Lodewijk door een kanonskogel aan ’t linkerbeen, even boven de knie getroffen. Het stukje waaruit de kogel geschoten was, werd “Graaf Willemtje” genaamd en nog lange tijd op ’t kasteel bewaard. Na een hevige beschieting gaf het kasteel zich over. Het garnizoen beloofde in geen 3 maanden tegen de Staten te zullen dienen.
Maar ook Hohenlo bracht Coevorden niet in staat van tegenweer. Hij verdeelde zijn leger in tweeën, om Linge en Wedde te bemachtigen. De aanslag op Linge mislukte, bij Wedde werd hij door Aremberg verslagen. Coevorden werd hierop weer door Rennenberg ingenomen. Het volgende jaar, 1581, overleed Rennenberg en werd opgevolgd door Frans Verdugo.
Belegering van Groningen
In 1591 kwam Prins Maurits met een leger om Groningen te belegeren. Verdugo, met 1500 man te Coevorden liggende, trok hierop naar Groningen en verwoeste Drenthe om Prins Maurits door gebrek tot terugtrekken te noodzaken. Onderweg werd Maurits opgehouden, doordat overal de kerken en herenhuizen met krijgsvolk bezet waren. Zijn plan om Coevorden eerst in te nemen, moest hij laten varen, daar bijna al het geschut per schip over de Wadden vervoerd werd. Op het gerucht dat Parma, een Spaans bevelhebber, in aantocht was, nam Prins Maurits enige schansen in Groningerland in, en trok Parma, die in de Betuwe was, tegemoet.
Na Parma teruggedrongen te hebben, nam hij Hulst, Zutphen, Deventer en Nijmegen in en kwam in mei 1592, met Willem Lodewijk, voor Steenwijk. Na een belegering van 38 dagen gaf deze stad zich over. Hierop trok het Staatse leger over Ommen en Hardenberg en sloeg zich 15 juli voor Coevorden neer.
Beleg van Coevorden
Coevorden was toen goed voorzien, de stad en ’t kasteel waren door de Spanjaarden aanzienlijk versterkt. Het garnizoen bestond uit ongeveer 100 man, onder de bevelhebber Graaf Frederik van den Berg. Bij het begin der belegering was alleen Willem Lodewijk tegenwoordig. Maurits was met een gedeelte van het leger naar ’t Zuiden getrokken en nam Ootmarsum in.
Het Staatse leger bevond zich ten westen van Coevorden, bij en om het Huis “te Klooster” van Jonkheer Herman van de Camp. Prins Maurits had zijn hoofdkwartier opgeslagen in ’t Huis “de Scheer” van Jonkheer Johan van Steenwijk (aan deze familie heeft Steenwijksmoer z’n naam te danken). Ten noorden van Coevorden werd een schans gegraven om de toevoer uit Drenthe te beletten. De schans werd met 2 compagnieën bezet.
Weldra daagde een Spaans leger, onder Verdugo op, om Coevorden te ontzetten en sloeg zich in de Graafschap Bentheim neer. Verdugo had bij zich: een regiment Spanjaarden, twee regimenten Duitsers van Aremberg en Barlaimont; een regiment Ieren, Herman van den Berg met 600 man, benevens 1800 man ruiterij. Op zijn verzoek zond hem de Landvoogd Pieter Ernst van Mansfeld, nog 1000 man te voet en 700 te paard. Deze macht werd nog versterkt toen Emanuel de la Vega, op 24 augustus, over Ulzen zich bij hem kwam voegen, met 3000 man te voet en 800 te paard.
Ook het Staatse leger ontving versterking. Heer Esseren van Stolbergen kwam met 20 kanonnen, een regiment van 1200 man en enige compagnieën. Tweemaal per week kwam een konvooi levensmiddelen en krijgsbenodigdheden uit Zwolle. Vooral de schans in ’t noorden lag de Spanjaarden in de weg, waarom zij de schans met grote macht aantasten. Na een hevig gevecht, waarin aan weerszijden veel doden vielen, moesten de Spanjaarden aftrekken. Dat het bezit van Coevorden van groot belang was blijkt uit het gezegde van Verdugo: “Aan Coevorden is zoveel gelegen, dat Groningen verloren en Friesland overwonnen is, zoo Coevorden overgaat”.
Om zich beter tegen de Spanjaarden te kunnen verdedigen, liet Prins Maurits, tussen Klooster en Coevorden, tal van schansjes opwerpen, welke onderling door loopgraven verbonden werden. 24 augustus liet Prins Maurits, Coevorden door een trompetter opeisen. De bevelhebber antwoordde: “Zegt den Prins, dat hij de wal eerst zo plat schiet als de gracht, en dan nog 5 of 6 keer stormloopt, daarna zal ik mij bedenken of ik een trommelslager zal zenden. De reden, waarom hij zo trots sprak, was, dat hij door middel van vuren, van Verdugo een teken had ontvangen, dat ontzet op handen was. Die dag ontving Maurits nog een regiment onder Philips van Nassau, met enig ander volk.
Op 27 augustus beproefden de Spanjaarden het Staatse leger te overrompelen. In die nacht trok een gedeelte van het Spaanse leger, witte hemden aan, om zodoende elkander in de nacht te kunnen herkennen en om de Staatsen te verschrikken. In alle stilte voorttrekkende gelukte het hun de schildwachten in te nemen. Weldra echter geraakte het Staatse leger op de been. Graaf Willem Lodewijk viel hun met enige ruiters aan, maar werd hierbij door het lichaam geschoten. Het Staatse leger verdeelde zich in tweeën en viel de vijand zo hevig aan, dat spoedig al de Spanjaarden in het kamp gedood waren. Hierop viel het gehele Spaanse leger aan. De Staatsen waren nu echter op hun hoede; zij dreven de Spanjaarden terug en waren zo verwoed, dat zij slechts met moeite tegenhouden konden worden, om de Spanjaarden te vervolgen. Meer dan 500 Spanjaarden werden gedood.
Den volgende dag vertoonde Verdugo zich nog eens in volle slagorde om de Staatsen uit het kamp te lokken. Graaf Frederik van den Berg, hierop geen ontzet meer verwachtende, besloot eindelijk een trommelslager uit te zenden. Op eervolle voorwarden had de overgave plaats. Dit kwam de Staatsen ook wel van pas, daar de konvooien de laatste tijd door Drenthe moesten gevoerd worden en de wegen, door de aanhoudende regen, zeer slecht waren. Op 12 september 1592 trok de Spaanse bezetting uit Coevorden, met achterlating van 9 kanonnen en een grote hoeveelheid ammunitie en levensmiddelen. Verdugo zei: “Nu Coevorden niet meer houdt, weet ik niet, wat voortaan meer houden zal”.
Coevorden werd goed voorzien. In garnizoen kwamen 3 Friese compagnieën onder Jonkheer Casper van Ewsum, Pieter van Leeuwarden en Assueres. Tevens werden 300 wagens levensmiddelen aangebracht.
Verdugo probeert tevergeefs Coevorden opnieuw in te nemen
In het begin van 1593 bezette Verdugo ’t Huis te Gramsbergen, wierp een schans op bij de Venebrugge, bezette ’t Huis “de Scheer” en legde troepen in Emmelkamp en Dalen, om zodoende, Coevorden van verre in te sluiten. Tevens liet hij een weg leggen door de venen, uit Bentheim over Schoonebeek naar Drenthe. Spoedig werd hij echter door Willem Lodewijk van Nassau verdreven en de weg door de Coevordense bezetting vernield.
Coevorden werd hierop van ammunitie en levensmiddelen voorzien, daar het gerucht liep, dat de Spanjaarden Coevorden wilden belegeren. Dit gerucht bleek dan ook niet zonder grond. Verdugo nam de schans bij Venebrugge, het Huis te Gramsbergen en andere plaatsen in de omtrek in, en legerde zich in oktober 1593 te Esschenbrugge bij Coevorden.
Om Coevorden in te sluiten, liet hij een dijk van Esschenbrugge door de Hooilanden naar Klooster en verder over de Haar naar de Loo aanleggen. Deze dijk werd later de Spanjaardsdijk genaamd. Zij, die met de omstreken van Coevorden bekend zijn, begrijpen, wat een waagstuk het was, om met een leger de winter voor Coevorden te willen doorbrengen. De gevolgen bleven dan ook niet uit. Door gebrek aan voedsel en brandstof ontstond in het leger een kwaadaardige ziekte, die het gehucht teisterde. Gehele compagnieën verliepen. Een compagnie van 500 man versmolt tot 100 man. De soldaten, die de Graafschap afliepen om levensmiddelen en brandstoffen, verbreidden de legerziekte in de omliggende gehuchten, zodat gehele huisgezinnen stierven.
In ’t laatste van april kwam Prins Maurits met een leger van Zwolle om Coevorden te ontzetten. Bij Ommen stelde hij zijn leger in slagorde en trok zo naar Hardenberg. Bij hem waren: Willem Lodewijk van Nassau, graaf Eberhard van Solms, Philips en Jan van Nassau, Philips van Hohenlo, Francis Vere, Baron Kindsij en andere heren. Verdugo wachtte het Staatse leger niet af. Met stille trom trok hij over Denekamp naar Enschede, alles onderweg verwoestende. Zo was dan Coevorden na een beleg van 31 weken ontzet. Dit was de laatste belegering van Coevorden in de 80 jarige oorlog; de stad viel niet weer in Spaanse handen.
Na het ontzet trok Prins Maurits met het leger naar Groningen, dat zich na een hevige strijd, op 28 juni 1594, overgaf.