Bron: “Dalen in Oorlogstijd” door H.D. Minderhoud, M.Bos, K.H. van Tarel en H. Veldhuis.
De heer Wouter Schull de Muinck Keizer, directeur van de Coevorder strokartonfabriek “Hollandia”, kocht in de dertiger jaren een groot huis aan de Bente 10. Hij liet het afbreken en bouwde op dezelfde plaats een prachtige villa, die hij De Vondel noemde, omdat zijn vrouw en hij elkaar tijdens een vakantiereis aan boord van het passagiersschip ‘Vondel’ hadden leren kennen.

Tuinman Tiens Wiegers
In 1942 stelde De Muinck Keizer Tiens Wiegers aan als tuinman/huisknecht, belast met het onderhoud van het terrein om de villa en andere voorkomende werkzaamheden.
Tiens was eerst tuinman bij dokter Christiaans geweest en hij had het er daar goed naar zijn zin gehad. De verstandhouding met de huisarts was ondanks zijn vertrek uitstekend gebleven. Ook in en rond De Vondel beviel het hem goed. Het werk was veelomvattend en hij voelde zich zeer bij de familie betrokken. Dat veranderde ingrijpend, toen in 1943 de villa gevorderd (in beslag genomen) werd door de Duitse bezetter. De familie De Muinck Keizer moest noodgedwongen verhuizen en vond onderdak in de helft van een grote woning tegenover De Vondel. Daar woonde de heer J.C. Oldenbandringh, die zich met recht ontpopte als een goede en gastvrije buurman in moeilijke tijden. Tiens wilde zijn betrekking opzeggen, maar De Muinck Keizer vroeg hem dringend aan te blijven om de tuin te onderhouden. Bovendien kon hij dan het huis wat in de gaten houden en misschien ook wel de inventaris. Tiens, die met zijn gezin in de Achterbente woonde, overlegde met zijn vrouw en besloot tenslotte op het verzoek van zijn baas in te gaan.

Grüne Polizei
De nieuwe bewoners, zes leden van de “Grüne Polizei” met twee herdershonden, namen intrek in De Vondel. Ze hadden een controlerende taak en werden vanwege de kleur van hun uniform door de bevolking algemeen “De Groenen” genoemd. De honden waren afgericht en reageerden speciaal op mensen, die geen uniform droegen. Tiens werd al snel goede maatjes met ze, doordat hij ze vanaf het begin allerlei lekkere hapjes toestopte. Tot ergernis van de Duitsers luisterden ze na verloop van tijd even goed naar hem als naar henzelf.

Hij kreeg het al gauw aan de stok met de Groenen. Ze dachten zeker te weten dat De Muinck Keizer ergens een voorraadje olie en benzine had opgeslagen. Onder bedreiging met een geweer werd hem gevraagd, waar de vloeistoffen verborgen waren. Tiens hield vol, dat hij het niet wist, maar dat was natuurlijk niet zo. Een deel lag begraven in de tuin en de rest was verborgen onder het hooi voor de paarden in de garage.
Hij wist wel iemand, die de olie en de benzine goed gebruiken kon. Dat was zijn oude baas, dokter Christiaans. Toen de Groenen niet meer aandrongen, begon hij ’s avonds als ze er niet waren, af en toe wat bussen naar de dokter te brengen. Telkens als de motorfiets van de arts weer dringend behoefte had aan brandstof of smering.

Familie Lamberts
Aan vlees hadden de Groenen geen gebrek. Tijdens hun overvallen bij de boeren ontdekten ze voortdurend onregelmatigheden bij de controle op de hoeveelheid eigen slachtvlees. Meestal namen ze dan een stuk in beslag en lieten het verder zo. Niet altijd echter liep het goed af. Dat ondervond de familie Lamberts aan de Stationsstraat 9. Jan, zijn vrouw Jantje en Jan’s broer Albert waren gewend eigen vee te slachten om voldoende vlees in huis te hebben. Ze hadden nogal wat nodig, want ze keken niet op een pond meer of minder. Omdat de bezetter slechts een beperkte hoeveelheid toestond, hadden ze een extra voorraad aangelegd, die ze in een grote kist op zolder bewaarden. Daar was het vlees goed verborgen, dachten ze.

Op een zekere dag echter stonden tot hun grote schrik vier Groenen voor de deur. Ze kwamen binnen en wilden met alle geweld direct naar boven. Albert schrok! Als hij ze hun gang liet gaan, zouden ze zeker de vleeskist vinden en hij wist, dat de Groenen heel gemakkelijk de hele voorraad in beslag zouden nemen. Dus posteerde hij zich voor de trap en wilde de Duitsers tegenhouden. Die trokken zich daar niets van aan en toen een van hen hem opzij wilde duwen, werd Albert woedend. Hij greep de Groene bij de keel, duwde hem tegen de muur en hield vast. Een van de anderen ontzette zijn kameraad en nu waren de Groenen niet meer te houden. Ze ontdekten de kist en namen een groot deel van het vlees in beslag. De broers moesten een formulier ondertekenen, waarin ze verklaarden geen bezwaar tegen de inbeslagneming te hebben. Onder bedreiging van de rovers zetten ze hun handtekening en vervolgens werden ze samen met het gestolen vlees meegenomen in de overvalwagen. De Groenen reden naar Oosterhesselen, waar ze hun gevangenen in een café aan een verhoor onderwierpen. Dat ging met schoppen en slagen gepaard.

Door toedoen van burgemeester Ten Holte werden de broers midden in de nacht vrijgelaten en op straat gezet. Te voet gingen ze naar Gees, waar een familielid hen van fietsen voorzag. Zo kwamen ze behouden weer in Dalen aan. ’t Was een angstig avontuur geweest.
Huiszoekingen
De Groenen waren gevreesd in Dalen. Ze deden aanhoudend huiszoekingen en kwamen meestal in het donker. Vaak zochten ze naar wapens of onderduikers en meestal werden ze “getipt” door NSB’ers. Als ze iemand arresteerden, gingen ze met hun gevangene te voet door het dorp, begeleid door de honden. Ontkomen was uitgesloten. In De Vondel werden de gearresteerden opgesloten in een kast in de hal en Tiens werd in voorkomende gevallen verantwoordelijk gesteld voor hun verblijf daar. Ook De Muinck Keizer werd een keer gearresteerd op verdenking van illegale activiteiten, maar hij kwam dankzij een afkoopsom weer vrij.
Een van de Groenen was niet zo kwaad. Hij deed nooit mee met de anderen, als die in de tuin schietoefeningen hielden of de honden trainden. Hij waarschuwde zelfs een goede kennis van Tiens, dat hij wat voorzichtiger moest zijn, als hij naar Radio Oranje luisterde.

Dokter Christiaans
Voor de Groenen was niemand veilig. Toen Tiens eens in de schuur van dokter Christiaans bezig was, hoorde hij hen aanbellen en naar de dokter vragen. Zonder zich te bedenken, sprong hij op zijn fiets en reed zo snel mogelijk de burgemeester Ten Holteweg op. Hij wist, dat de dokter met zijn motorfiets naar de Vossebelt was gegaan. Onderweg kwam hij hem tegen en waarschuwde hem niet naar huis te gaan. De dokter reed terug en verborg zich met zijn motor in het korenveld. Later op de dag ging hij, vermomd in boerenkleren, langs allerlei binnenpaadjes naar een kennis in De Krim. Daar dook hij onder. Na een paar dagen kwam hij toch maar weer terug. Misschien had hij helemaal geen gevaar gelopen, maar ja, je kon nooit weten!
Tiens zou, als hij dat gewild had, best alle Groenen hebben kunnen vermoorden. Ze dronken vaak een stevige borrel en ’t kwam dikwijls voor dat ze laveloos in de kamer lagen; hun geladen geweren tegen de muur. Kansen genoeg, maar hoewel Tiens de Duitsers haatte, ging moord hem te ver.
Bevrijding
Kort voor de bevrijding zijn de Groenen met stille trom vertrokken. Toen kon De Muinck Keizer De Vondel weer betrekken en kwam men ook tot de ontdekking, dat de vloerkleden en het door de Duitsers gebruikte beddengoed van het Joodse echtpaar David en Jet Bierman afkomstig waren. Omdat zij beiden ongedeerd terugkwamen, kon hun bezit weer teruggeven worden. Ook Tiens kon iets terugbrengen de koffer van De Muinck Keizer, die hem bij de komst van de Groenen toevertrouwd was. Twee jaar had het ding bij het echtpaar Wiegers onder het bed gelegen. Wat erin zat, hebben ze nooit geweten!

Inhoud Dalen in de Tweede Wereldoorlog
- De omgekomen Canadese vliegers
- De groenen in de Vondel
- De joodse koperen bloempot
- De gebroeders Hartemink
- Dienstplicht van Gerrit Ridderman
- Drama in café Vleems Wachtum
- Hennie Fleurke en Dinie Kok in het verzet
- Jacob en Bontje Hoogeveen
- Roelie Overbeek-Heling, de vrouw van……
- Suze Zilverberg, een Joods meisje in onderduik
- Verzetsman Harm Veldhuis
- Verzetsstrijder Jan Otterman uit Wachtum
- De gecrashte Halifax bommenwerper Den Hool
- Gerrit Rotman
- De kazemat bij de Oosterhesselerbrug