Sporen van vroege bewoning in Sleen zijn terug te brengen tot omstreeks 4500 jaar geleden. 2 hunebedden ten noorden van de Zweeloërstraat aan de Hunebedweg in Noord-Sleen en het hunebed “De Papeloze kerk” aan de weg Noord-Sleen Schoonoord zijn hier het bewijs van. Andere sporen zijn bodemvondsten uit de Galgenberg, vak 58 boswachterij Slenerzand, uit onder andere grafvelden in het Kruidhaarsveld, ten zuiden van de weg Sleen-de Klencke en uit andere locaties in de voormalige gemeente Sleen. Ook zijn er sporen van vroege bewoning gevonden bij Den Hool, Sleen en Diphoorn, die terug te brengen zijn tot de oudere Romeinse Keizertijd.

Ontstaan van de gemeente
Drenthe was vanaf de bisschoppelijke tijd verdeeld in zes dingspillen (rechtsdistricten): Zuidenveld, Beilen, Diever, Rolde, Noordenveld en Oostermoer. Sleen was toen de hoofdplaats van het 1e dingspil Suydevelt (Zuidenveld). Dingspil Suydevelt bestond weer uit 8 kerspelen (kerkelijke gemeente): Emmen, Odoorn, Roswinkel, Schoonebeek, Dalen, Oosterhesselen, Zweeloo en Sleen.
Keizer Napoleon
Op 6 januari 1811 vaardigde Keizer Napoleon van Frankrijk een decreet uit dat ook voor Drenthe gevolgen had. Drenthe werd in communes verdeeld en in elke commune moest een Maire (burgemeester) worden benoemd. In het Rapport van Zuylen van 25 februari 1811 worden 29 gemeenten genoemd. Sleen wordt dan tot de gemeente Zweeloo gerekend. De opsomming van de Drentse gemeenten vinden we in het Koninklijk Besluit van 14 november 1815, waarin Sleen ook als zelfstandige gemeente wordt genoemd. De grenzen worden getrokken langs de markegrenzen.
De eerste gemeenteraad
Bij Koninklijk besluit van 7 oktober 1818 werd het Reglement van Bestuur voor het Platteland der provincie Drenthe vastgesteld. Dit gold voor de in 1815 gevormde gemeenten. Het gemeentebestuur moest worden uitgeoefend door een Schout, die door de koning werd benoemd en een college. Het college bestond uit de schout als voorzitter en vier raadsleden, welk college de naam van Gemeenteraad zal voeren. De eerste gemeenteraad van Sleen bestond uit; schout Johannes Boelken en de raadsleden Jan Hamming ten Rodengate, Rudolf Abbinge, Hendrik Campinge en Lukas Dening.
Sleen begint als zelfstandige gemeente op dinsdag 13 juli 1819. Op die datum worden de nieuw benoemde schouten op het Bureau van het Provinciaal Gouvernement verwacht teneinde in eed te worden genomen, om daarna in hun nieuwe functie te kunnen treden.
Gemeentewapen Sleen
In 1928 kreeg Sleen dit gemeentewapen. De ramskoppen symboliseren de van oudsher belangrijke schapenteelt, tevens duiden ze op de drie dorpen in de gemeente, namelijk Sleen, Erm en Diphoorn en tenslotte op de drie grondsoorten in de gemeente. De wildemannen slaan op de vroege bewoning van de streek. De beschrijving van de Hoge raad van Adel luidt als volgt: “In azuur 3 aanziende zilveren ramskoppen. Het schild gedekt door een gouden kroon van 3 bladeren en 2 parels en gehouden door 2 wilden, omkranst en omgord met loof en in de vrije hand eene knots over den schouder houdende, alles van natuurlijke kleur.”

Voormalig gemeentehuis
In 1848 werd een gemeentekamer gehuurd, de gemeente had toen 1291 inwoners. In 1890 werd de school nabij de Nederlands Hervormde kerk verbouwd tot gemeentehuis. Deze voormalige school deed dienst als gemeentehuis van 1890 tot 1938. Op 3 oktober 1938 werd een nieuw gemeentehuis aan de Brink in Sleen geopend door de Commissaris der Koningin, mr. Dr. R.H. baron de Vos van Steenwijk. Het gebouw is gebouwd in de Neo-klassieke stijl naar een ontwerp van architect B.N.A. Baart te Leeuwarden. In 1979 werd het gemeentehuis uitgebreid naar een ontwerp van architectenburo Wieringa en Dijkstra te Emmen. Op 9 mei 1980 werd deze uitbreiding officieel in gebruik genomen. Tot de gemeentelijke herindeling in 1998 heeft het gemeentehuis dienst gedaan als bestuurscentrum en secretarie. Nu zijn er plannen om het voormalige gemeentehuis te verbouwen tot een multifunctioneel centrum voor de Sleener bevolking.
