De “Coevordener Diek”, eine völkerverbindende Strasse. Doctorandus H.C.M. Grosveld, Sociaal-economisch medewerker van het stadsbestuur van Coevorden waarin opgenomen de rede: Grenscommunicatie van Professor Doctor H.J. Prakke.
“Coevordener Diek, eine völkerverbindende Strasse” zo luidt in 1963 een opschrift in een Duits dagblad. Voor heden en toekomst is het inderdaad een weg die volkeren verbindt. Voor het verleden helaas niet de volle waarheid. Banden van vriendschap werden toen meerdere malen abrupt verbroken door gebeurtenissen die diepe kloven tussen beide ‘noabers’ dreven. Regeerders, volk en republiek waren in 1672 radeloos, redeloos en reddeloos. Voor Coevorden, stadsbestuurders en inwoners gold dit wel in het bijzonder. Een na de inspanning van de 80-jarige oorlog verzwakte vesting, in 1592 door de Spaanse veldheer Verdugo nog één der sterksten van Europa genoemd, werd door de Münsterse troepen snel ingenomen. “De sleutel van Groningen” was in het bezit van hun Bisschop en veldheer Christoph Bernhard von Galen, alias “Bommen Berend”. De weg naar Groningen was vrij.
Hoe dapper deze stad zich onder Karel van Rabenhaupt verdedigde, daar wordt men nog jaarlijks op 28 augustus aan herinnerd. Zolang “de sleutel” niet was herkregen, zolang bleef het gevaar voor Groningen dreigen. De Coevorder schoolmeester Meindert van der Thijnen gaf Rabenhaupt het gewaagde plan voor de herovering van Coevorden in handen. Het behoeft hier geen verhaal meer hoe deze schoolmeester met een troepensterkte van 1500 man in de nacht van 28 op 29 december de vesting Coevorden bij verrassing innam. Ook niet hoe “Bommen Berend” door de aanleg van een dijk vanaf het Huys te Gramsbergen tot ’t Laar door overstroming Coevorden weer in bezit dreigde te krijgen, tot plots de elementen zich tegen hem keerden en zijn troepen overkwam wat hij Coevorden toegewenst had. Het was de laatste maal dat de weg van Münster naar Groningen, die over Coevorden liep, in de oude krijgshistorie dienst deed.
Economische betekenis
Maar ook in onze vorige eeuw, voor velen ligt dit alles nog vers in het geheugen, kon de Coevorder Dijk niet steeds bijeenbrengen wat door wereldoorlogen schijnbaar voor altijd zou worden gescheiden. De goede jaren werden er door overschaduwd. Toen kreeg juist deze weg, waarlangs vele familiebetrekkingen over en weer werden onderhouden, haar economische betekenis.
Het levendige handelsverkeer had tot gevolg dat in de Coevorder geldladen vaak de Duitse Marken de boventoon voerden. Toen ook leidde deze weg de Duitse boerenbevolking naar de drukke marktdagen in Coevorden. De vier “biestenmoandagen” in oktober en november vormden hiervan de hoogtepunten.
Op 19 november 1891 schreef de Provinciale Drentsche en Asser Courant reeds: Was de kermis van voor veertien dagen druk bezocht, de massa vreemdelingen die zich heden in onze straten verdrong, was zo mogelijk nog groter.
Vroeg reeds kwamen de kermisgangers of te voet of in allerhande voertuigen van alle zijden en wel voor een groot deel van de kant van de Graafschap onze stad in; binnen een uur hadden de bedienden in de cafés reeds handen vol werk. Tot laat in de nacht hield de drukte aan en opgewonden als “gezworen kameraden” keerden de bezoekers huiswaarts. Dat was de laatste “biestenmoandag”: de ganzenmarkt.
Over de weg uit Duitsland werden zeker zo veel koppels ganzen gedreven als over de andere wegen. Juist het Saksenland leende zich zo goed voor het houden en mesten van deze dieren. Het waren beslist niet alleen Nederlandse boutjes die door de opkopers in Coevorden werden verkregen; ook Duitse ganzen zongen hier hun ‘zwanenzang’ en velen kregen een enkele reis Engeland om daar gedurende de kerstdagen hun eindstation te bereiken.
De eerste bestrating van de weg
De goede tijden werden niet alleen doorkruist door oorlogsrampen, ook de ontwikkeling van het verkeer eiste voorzieningen of, wanneer men deze vroegtijdig trof, haar onherroepelijke tol. Jammer, schreef men reeds in de courant van 23 september 1875, dat de weg derwaarts (naar Emlichheim) zoo slecht, zoo vreselijk slecht is. Twee jaar later bleek nog niets veranderd: Een groot struikelblok blijft evenwel nog altijd: de weg van hier naar Emlenkamp. Deze weg wiens oorsprong wellicht tot de middeleeuwen opklimt en die tot hiertoe in ongerepten staat is blijven liggen, is de schrik van de Coevordsche voerlieden, niet alleen om zijne zandigheid en hobbeligheid, maar om het breede spoor door Hannoversche wagens daarin gemaakt. Wanneer zal daarin verandering komen! De geest der Pruisissche voortvarendheid, in het nemen van doortastende maatregelen tot hervorming en verbetering zich openbarende, schijnt nog niet tot deze streek zijn doorgedrongen, althans niet in alle opzichten.
Dertig, veertig jaren lang heeft de bevolking van Emmelkamp, het Laar, Esscherbrügge, ieder huisgezin naar zijn vermogen, tot bestrating van deze weg bijgedragen. Dit stelsel van kapitaalvorming is zeker al heel weinig geschikt om met spoed een belangrijke zaak ten uitvoer te brengen. Nu is het echter zover gekomen dat de boeren van Esscherbrügge hun gedeelte (15 minuten gaans misschien) voor zover het slechten en ophogen van de grond en den aanvoer van klinkers betreft, in orde beginnen te brengen. Het is dus begin; het einde ligt in de toekomst.’ Dat was 17 jaar later, in 1894.
Voor ƒ 8.000,- zorgde de Familie Maas en van Drie uit Amersfoort er voor dat een weg tot stand kwam die tot de volgende vreugdekreten leidde: ‘in een lang gevoelde behoefte is eindelijk voorzien: de weg van hier naar de Pruisische grenzen is gereed. Onze grote herfstmarkten kunnen niet anders dan van deze weg bijzonder profiteren.’ Provinciale Staten van Drenthe zullen hiermee ongetwijfeld ingestemd hebben. Zij hechtten toch nog meer betekenis aan deze weg dan alleen maar plaatselijke. De Zomervergadering op 23 juli 1892 bewees dit overduidelijk. Een amendement werd aanvaard om in stede de gebruikelijke 40% bij hoge uitzondering 45% subsidie in de kosten van de aanleg van de weg toe te kennen, en wil omdat hier sprake was van ‘eene internationale verbinding’.
Er moest iets gebeuren
Verdere ontwikkeling van het verkeer stelde weer nieuwe eisen. In de twintiger jaren reeds liep het grenscontact terug. Malaise in het veen, economische depressie en daarna de opkomst van het vijandelijke regiem brachten achtereenvolgens de Coevorder Dijk de doodsteek toe. Tot 1950 zou het duren voor weer gesproken werd over het belang van een betere verbinding. Kon men immers in 1877 de weg haast middeleeuws noemen, in 1950 was dit al niet anders. Een 2.80 meter brede klinkerweg met diepe sporen en een gevaarlijk gekromde hoge rug, nodigde niemand tot grenspassage uit. Ook hier: l’histoire qui se repète!
Bleef in de vorige eeuw het besluit tot bestrating jaren lang uit, onze eeuw deed er niet voor onder. Maar toen zag men dan ook weer het internationale aspect van deze weg. Vooral aan Duitse zijde nam men geen halve maatregelen. Een snelverkeersweg met fraaie kunstwerken is het begin geworden van een geheel te vernieuwen Bundesstrasse 03. Een begin dat allereerst Coevorden en de Graafschap (maar in het bijzonder Coevorden en haar partnerstad Nordhorn) op 23 april 1963 nader tot elkaar bracht. Een begin ook van een weg die Groningen en Münster, de twee steden die eens elkaar bevochten weer met elkaar verbindt. Dat was de symboliek van de feestelijke opening. Rabenhaupt en Bommen Berend waren daar en het verleden reikte elkaar de hand. Het heden echter ook. Commissaris Cramer uit Assen en Regierungs-Vice-Präsident Metzner uit Osnabrück, Groningen’s burgemeester Tuin en Münster’s Stadtdirektor Austermann waren hiervan de representanten.
Ter gelegenheid van de feestelijke opening van de vernieuwde verbinding Coevorden-Emlichheim, in het Duits uitgesproken feestrede in de Jhr. Mr. Feithhal, onderstreepte Professor Doctor H.J. Prakke daarna duidelijk ‘waarom’, die hieronder in vertaling volgt.
Grenscommunicatie((Rede ter gelegenheid van de feestelijke opening van de vernieuwde verbinding Coevorden-Emlicheim, in het Duits uitgesproken te Coevorden in de Jhr. Feithhal))
Mijnheer de Commissaris der Koningin in de provincie Drenthe, Mijnheer de Regeringspresident van Osnabrück, mijne heren Burgemeesters van Coevorden en Nordhorn, Dames en Heren!
U vergunne mij, dat ik voor deze bijeenkomst op Nederlands gebied voor deze voordracht hoffelijkheidshalve de taal der Duitse deelnemers gebruik, hoewel het mij bekend is, dat de beheersing der Nederlandse taal in het Duitse grensland hoe langer hoe meer toeneemt.
De geschiedenis van het verkeerswezen is dikwijls heel interessant, en wel zeer bijzonder in grensgebieden. Als getuige daarvoor diene ons heden het menselijke heen-en-weer (in de loop der tijden) op de oude verbindingsweg tussen Groningen en Münster, waarvan het vernieuwde grensgedeelte Emlichheim-Coevorden vandaag onze ‘Festhammel’ is.
Eeuwenlang hebben uitgebreide moerassen een natuurlijke grens gevormd tussen ‘hüben und drüben’, van dezerzijds met generzijds: zowel tussen Groningen en Emsland (het gevreesde Boertangermoeras!), als tussen ‘de Olde Lantschap’ Drenthe en de Graafschap Bentheim (de westelijke voortzetting, ‘de Bommeriete’, beïnvloedde reeds in de 13e eeuw de geschiedenis der Olde Lantschap op beslissende wijze; in de Drentse Guldensporenslag van 1227 vond ook de dappere Westfaalse Kruisridder Bernd von Horstmar in het moeras een roemloze dood).
De oude cartografen kenmerkten deze moerassen terecht als ‘impassabel’. Toch hebben de mensen van dezertijds en generzijds zich altijd weer moeite gegeven deze ‘impassabiliteit’, deze onoverschrijdbaarheid te overwinnen.
In het museum te Assen kan men nog de overblijfselen van een prehistorische houten veenbrug gaan zien. Slechts op enkele plaatsen bood de natuur zelf een aantrekkelijke overgangsmogelijkheid, een ‘voorde’.
De Stad Coevorden dankt aan zo’n voorde mogelijk wel haar naam, zeker echter haar historische betekenis als verkeersbrug tussen noordelijk Nederland en de Westfaalse ruimte.
Hiernu, waar de natuur de weg vrijgaf, gingen de mensen ertoe over het verkeer af te grendelen: Coevorden werd een vesting, door Menno van Coehoorn uitgebouwd zelfs een machtige vesting, die als poortwachter voor Groningen in de 17de eeuw de krijgszuchtige Vorstbisschop van Münster lelijk in de weg zat. Het omwalde Coevorden met zijn zeven bastions had maar twee stadspoorten: Naar Groningen voerde de ‘Friese poort’, naar Münster de “Bentheimer poort’. Wij, die ons eigen oorlogsbelevenissen als een blijvende last mee te dragen hebben, zijn ons ervan bewust, hoe zeer de bloedige spectaculariteit van de oorlog zich in het geheugen vastnagelt.
Toch is het merkwaardig, dat ‘Bommenberend’ en Rabenhaupt in het menselijk heen-en-weer op deze verbindingsweg ook na ongeveer 300 jaren voor ons verreweg de bekendste weggebruikers gebleven zijn. ‘1672-Oorlog met Frankrijk, Engeland, Münster en Keulen’ zo leerden wij reeds vroeg in de geschiedenisles, en voor ons, die er vóór augustus 1914 geen idee van hadden, wat oorlog wezenlijk is, was het een zeer kleurrijke geschiedenis.
Een geschiedenis, die op ons veel meer indruk maakte, dan dat andere jaartal, waarbij Münster in de vaderlandse geschiedenis een rol speelde: ‘1648-Vrede van Münster’; hoe zeer ook deze ‘Westfaalse vrede’ als beëindiging van de 80-jarige oorlog met Spanje voor de Nederlandsen de bevestiging van hun soevereiniteit betekende.
Alle waarneming berust op een keuze ook de historische. Wie is echter verantwoordelijk voor deze keuze? In dit opzicht is het opmerkelijk, dat de stad Groningen in het jaarlijkse volksfeest van ‘de 28ste augustus’ in het bijzonder de herinnering aan 1672 vasthoudt, terwijl in de stad Münster meer de herinnering aan 1648 levend is gebleven. In de Münsterse “Friedenssaal” kijkt jaar-in jaar-uit naar de vele (vooral Nederlandse) bezoekers, als Gezant der Staten-Generaal namens Groningen: Adriaan Clant van Stedum, die voor deze vredesonderhandelingen, die enige jaren duurden, wel meermalen in zijn koets de Coevorder verbindingsweg gebruikt zal hebben.
Waar is overigens de herinnering aan de duizenden en nog eens duizenden andere weggebruikers van deze drie eeuwen, de befaamden, en de naamlozen? Eerstens het heen-en-weer der naamlozen, niet in de laatste plaats van de vele ‘Hollandgänger’ en ‘hannekemaaiers’, die door hun aantal en hun duurzame invloed economisch, sociaal en cultureel de maatschappij hier en ginds mee gestempeld hebben, in het bijzonder daar, waar ze zich án d’ overkant’ blijvend vestigden. Hoe zeer werd het elkaar begrijpen door de gemeenschappelijke volkstaal, door het ‘Platt’ bevorderd! Hoeveel namen getuigen niet in het volk, aan weerszijden van de grens, van een ver terugreikende verwantschap over-de-grens-heen?
Te weinig aandacht kregen ook de befaamden in het vreedzame heen-en-weer over de Coevorder-Emlichheimer verbindingsweg: voorop in de 17de eeuw: Doctor Johan Picardt, tijdgenoot van ‘Bommenberend” en Rabenhaupt. Heen en weer in de meest werkelijke betekenis: Geboren in Bentheim, werd hij dominee in Drenthe, eerst in Rolde, later in Coevorden, van waar hij ook weer in Bentheim scheppend werk verrichte: 1663, juist voor driehonderd jaar dus, stichtte Picardt daar de eerste Grafschafter veenkolonie, die nog zijn naam draagt: ’Alte Piccardie’. Tevoren had hij reeds in zijn ‘Antiquiteten’-boek als onze eerste prehistoricus om aandacht gevraagd voor de archeologische betekenis der hunebedden. Voor hem vormden de ‘Provinciën en landen tussen Noordzee, IJssel, Ems en Lippe’ een culturele eenheid.
Picardts symbolische betekenis voor ons streven naar goede Duits-Nederlandse samenwerking in de na-oorlogstijd werd reeds in 1951 door Oberkreisdirektor dr. Mawick op de Landdag van het ‘Drents Genootschap’ duidelijk naar voren gebracht. Zo iemand, dan heeft Doctor Johan Picardt hier de ware grenscommunicatie gehuldigd en ons voorgeleefd. Waren wij niet zo ‘nummer-graag’ in onze naamgeving voor de grote verbindingswegen Bundesstraβe 403, rijksweg nummer zoveel, dan zou voor de vandaag feestelijk opengestelde nieuwe verbinding de naam ‘Doctor Picardt-Straβe’ wel de symboolrijkste zijn.
Er zijn trouwens meer befaamde weggebruikers in het vreedzame verkeer op deze weg. In de 19de eeuw treden in de schriftelijke overlevering in het bijzonder twee groepen, naar voren: Eerstens het letterkundige trio der ‘Drie Podagristen’ en tweedens de gereformeerde (‘altreformierte’) Van Raalte-trekkers.
De ‘Drei Podagristen’, Van der Scheer, Boom en Lesturgeon, hebben Bentheim en Drenthe in hun regionaal-culturele arbeid meermalen verbonden. Ze waren geestdriftige toeristen en hebben ons in een van hun reisboeken zelfs een beschrijving juist van deze weg nagelaten. De gereformeerde samenwerking over de grens heen heeft zich tot de huidige dag gehandhaafd en de uit de kerkelijke beweging naar voren gekomen Van Raalte-trekkers hebben deze verbondenheid, ook na hun emigratie naar Amerika, nog tot uitdrukking gebracht, door de stichting, dicht bij elkaar, van de plaatsen ‘Drenthe’ en ‘Graafschap” waarmee zij dus ook deze verbindingsweg om-zo-te-zeggen op de kaart van Amerika overgebracht hebben.
Ondanks dat ‘Amerika’ had dit alles tot nu een uitgesproken regionale klank. Regionaal was ook de instelling der meeste weggebruikers. Intussen traden zowel de grens als de weg een tweede fase met wijdere horizont binnen: de nationale fase, die aan weerszijden van de grens grote ontwikkelingsmogelijkheden toonde: economisch, sociaal en cultureel. Ook de oude moerassen werden omgetoverd tot bloeiende vruchtbaarheid. Nu echter vormde de politieke staatsgrens hoe langer hoe meer een scheiding. Eigenlijk heeft de grenssituatie hier zich daarin nooit helemaal thuis gevoeld; de grensbewoners hier en ginds waren te zeer met elkaar verbonden; en toen deze tweede fase in bloed en tranen een afschuwelijk einde vond, was juist deze grens nimmer geheel ‘ein Gitterwerk von Spiessen’.
Wel gaf menigeen, die de grens wou oversteken, de voorkeur aan ‘de groene grens’ door de weilanden heen of over het Schoonebeeker Diep, in plaats van aan de oude, zwaar gegrendelde verbindingsweg. Over deze weg verplaatste zich echter de moedige Arnold Brill, toen hij in opdracht van het Duitse verzet de grens overstapte ter voorbereiding van het beroemde illegale beraad, dat kort voor Kerstmis 1943 in Coevorden met vertegenwoordigers vaan de Nederlandse verzetsbeweging (waaronder mr. Jaap Cramer, de tegenwoordige Commissaris der Koningin in Drenthe) plaatsvond, tot herstel van vrijheid en vrede in Europa; ter voorbereiding dus ook van de derde fase onzer grenssituatie: de internationale ofwel Europese fase. Deze omstelling vormt een geweldige opgave voor een generatie, die als het ware levend in de hel afgedaald is. Ze vormt echter kennelijk juist voor de grensbewoners hier en ginds een uitdaging tot overwinning van de nieuw ontstane impassabiliteit: tot herstel dus van de grenscommunicatie.
In een kleine documentatie heeft oud-burgemeester Herman Molendijk in opdracht van de stichting ‘Nationaal Overleg voor Gewestelijke Cultuur’ het weder-opnemen van culturele grenscontacten na de oorlog te boek gesteld. Uit zijn overzicht blijkt, dat het eerste georganiseerde contact-opnemen aan de Duits-Nederlandse grens zijn weg ook weer over Coevorder verbindingsstraat koos. Het was de nieuwe verbinding tussen Drenthe en Bentheim, met Rektor Specht van de Grafschafter Heimatverein en met Arnold Brill; en het was dr. Hans Schüürmann, de huidige burgemeester van Emlichheim, die in 1948 met zijn uitnodiging tot de conferentie der ‘Studiengemeinschaft Johannes Calvin’ ons van het ‘Drents Genootschap’ op deze weg der vernieuwde Grenscommunicatie voerde. Daar, in Emlichheim, werd in Gods naam, ja waarlijk! Ernst gemaakt met de (sindsdien tot leuze geworden) ‘Bewältigung’ van het jongste verleden. Ik ben nog altijd dankbaar voor de daar verworven nieuwe inzichten.
Maar deze weg naar Emlichheim van 1948 was erg ‘kriegsbeschädigt’, in materiële en in ideële zin. Velen hielden hem nog altijd voor ímpassabel’. Dat nu kan men thans, vijftien jaren na de Conferentie in Emlichheim, niet meer zeggen! Wij hebben zo even de nieuwe weg gezien en bewonderd. Van meer betekenis nog is het, dat steeds meer mensen de ímpassabiliteit’ overwinnen en nieuwe wegen zien voor een versterkte grenscommunicatie, waarbij de ‘Bundesstrasse 403 ‘ en haar Nederlandse tegenhanger belangrijke diensten bewijzen kunnen. Assen en Bentheim verbonden zich voor enige jaren tot een partnerschap, dat in de bevolking van deze twee steden reeds op verheugende wijze wortel schoot. Vandaag volgen Nordhorn en Coevorden met een goed voorbereid ‘freundnachbarschaftliches Verhältnis’. Wat doen Groningen en Münster? Hun aanwezigheid op deze plechtige bijeenkomst is als een belofte zien! In vakjargon van degenen, aan wie wij deze nieuwe verbindingsweg te danken hebben, spreekt men van ‘verbetering der infrastructuur’ van een gebied. Een dergelijke verbetering heeft echter alleen dan wezenlijk zin, als de mens met de nieuwe mogelijkheden groeit, hun juiste gebruik kent en ze dienovereenkomstig toepast.
Grenscommunicatie (naar haar wezen als een tussenmenselijke ervaring verstaan) wil voor het toerisme zeggen: Niet alleen het andere land, maar ook het andere volk werkelijk te leren kennen en zijn taal te willen verstaan (gelijk de ‘Drie Podagristen’ reeds een ‘verstehend’ toerisme bedreven). Grenscommunicatie betekent: bij de uitwisseling van gedachten de gelijkgezinden óók in het nadere volk te herkennen en zich met hen te verbinden (gelijk de geestesverwanten van Van Raalte hun broeders en zusters reeds aan beide zijden van de grens vonden). Grenscommunicatie betekent: zich onafhankelijk van de traditionele begrenzing het eigen arbeidsveld afbakenen (gelijk Doctor Picardt het reeds voor zijn Antiquiteten- onderzoek deed); en zoals deze ‘verbetering van de infrastructuur’ het mogelijk maakt voor een in de toekomst nauwere samenwerking, langs deze oude Duits-Nederlandse verbindingsweg, tussen de aanliggende delen van Groningen en Emsland en Drenthe en Bentheim en Overijssel. Een nauwere samenwerking, welke ‘planning’ stellig wel aan de creatieve verbeeldingskracht van de energieke organisator van deze dag, Burgemeester Wolters, toevertrouwd worden kan.
Door zijn geestdrift gestuurd, heeft de stad Coevorden vandaag haar Friese en haar Bentheimerpoort wijd open gedaan voor Europees ingestelde grenscommunicatie. Koningin Juliana heeft, enige jaren geleden, in Whitehall in een vlammend appèl aan de Engelse openbare mening tot West-Europese samenwerking, erop gewezen ‘dat wij in ons deel van de wereld met geweld tot elkaar gedreven worden’. Nu kan men deze onmiskenbare trend actief dan wel passief meebeleven, dat wil zeggen voor zijn deel bevorderen ofwel afremmen. Hoe klein dit eigen deel ook zij, het omvat juist onze persoonlijke verantwoordelijkheid in de eigen kring. Men bedenke: Wij mensen worden in ons wereldbeeld, in onze beoordelingsmaatstaven en in onze gedragingen niet alleen door onze ervaringen van gisteren gestempeld, maar ook door onze verwachtingen voor morgen. Dat ‘morgen’ heet hic et nunc – bij de huidige grens hier: Europa. Wie in de (niet te loochenen) spanningsverhouding tussen ‘gisteren’ en ‘morgen’, waar dit mogelijk is, voor morgen opteert, kan zich daarom, bij het heen-en-weer over deze geleidelijk verdwijnende Binnen Europese nationale grens, niet meer passief, op grond van ‘gisteren’ tot een vreedzame co-existentie beperken; dat zou immers het bevorderen van een geestelijke impassabiliteit betekenen! Hij moet, op grond van ‘morgen’ actief de vernieuwde weg gaan, de weg der oprechte tussenmenselijke grenscommunicatie met alle mensen van goeden wille, hier en ginds.