Aleida was enige dochter van zakenman Jan Hesterus Aleidanus Kramer en Jantien Brink. Al haar broers en zussen waren vroeg overleden. Aleida was enige erfgename bij het overlijden van haar vader in 1873 en erfde een enorm vermogen. Later werd dit vermogen groter door effecten, aandelen, obligaties en een zuinige levensstijl.
Uiterste wil
Notaris Albertus Slingenberg en later notaris Weijs waren haar vertrouwelingen en adviseurs op financieel gebied. Aleida Kramer was tijdens haar leven niet gehuwd. Toen Aleida Kramer op 3 juni 1902 op 66-jarige leeftijd overleed, was een dag eerder door Aleida “een laatste geheime uiterste wil” getekend. In deze laatste wil bepaalde Aleida Kramer wat er met haar vermogen moest gebeuren. Een kwart van het vermogen ging naar het Gasthuisfonds en het grootste gedeelte ging naar een weldadige stichting ten behoeve van zieken, armen, behoeftigen en gebrekkigen waaraan zij dan ook de naam “Aleida Kramerstichting” gaf. Voorts moest deze stichting een ziekenhuis stichten voor de ziekenverpleging en wijkverpleging. Aangezien de gezondheidszorg in het algemeen er in die jaren slecht geregeld was, en er op dit gebied geen voorzieningen waren en voorts dat het gemeentebestuur krap bij kas was, was deze nalatenschap een geschenk uit de hemel voor de gemeente en regionale bevolking. Dankzij Aleida Kramer is er een ziekenhuis in Coevorden gekomen, waar de hele regio gebruik van kon maken.
Bron: H.D. Minderhoud, Aleida Kramer’s Stichting