Tab Gemeente Coevorden
tab die laat zien dat dit een website van de gemeente coevorden is
Terug naar zoeken
Zus en broer in de schuilkelder

I. Voor de lagere school 1941-1948

Type:
Collectie
Kern:
Sleen
Kenmerken:
Persoon
Periode:
Tweede Wereldoorlog 1940-1945, Na-oorlogse periode tot 1997

In deze periode zijn er nog geen tekeningen en beschrijf ik mijn eerste herinneringen

Harm Eggens Geboren: 17 december 1941 C110 Erm en vanaf 1956 werd het adres veranderd in Achterste Erm 17 Erm. Geboren als tweede kind van Albert Eggens en Harmina Aaltiena Boer. Jantien was het eerste kind, geboren op 26 januari 1940 te Erm. Erm werd genoemd als Voorste Erm en Achterste Erm.

Plattegrond van Achterste Erm 17
Plattegrond van Achterste Erm
Achterste Erm werd ook nog in 3 delen genoemd. Abbingereind, Horstingereind en er tussen Keuterhoek.

Voorste Erm werd ook in 3 delen genoemd. Oostereind, Westereind en De Hoek. In 1956 kwamen er straatnamen. Tot die tijd was in Erm alles C.

Mijn ouders trouwden op 9 mei 1939 te Oosterhesselen en kwamen te wonen op C110 te Erm. De boerderij waar ze in kwamen was verdeeld in 3 gedeelten. Kamer keuken en de deel. In deze 3 ruimtes had elk 1 elektrisch lichtpunt. In de andere vertrekken was geen elektrisch licht of een andere elektrische aansluiting aanwezig. In de kamer ging de eigenaresse wonen die voor 9 mei in het hele huis woonde met zoon en dochter, namelijk de weduwe Lena (Leen) Boezen Oost.

Lena Boezen-Oost
Lena Boezen-Oost

Zoon en dochter gingen trouwen. Daardoor kwam keuken en deeleind vrij. Leen ging in de kamer wonen. De zoon bouwde een nieuw huis Achterste Erm 14. De dochter trouwde naar Loeks Ham. Mijn ouders huurden toen dit gedeelte en zouden er tot 5 december 1960 blijven wonen en Leen overleed in juni in het zelfde jaar. Hierna is de woning niet meer bewoond geweest.

Mijn grootouders Harm Boer en Aaltien Knuppe
Mijn grootouders Harm Boer en Aaltien Knuppe
Mijn ouders Albert Eggens en Harmina Aaltiena Boer
Mijn ouders Albert Eggens en Harmina Aaltiena Boer
Mijn oom Geert Eggens en Jantien Nijkoops
Mijn oom Geert Eggens en Jantien Nijkoops

Mijn allereerste foto

Mijn eerste foto is in de tram van de EDS gemaakt, de Eerste Drentse Stoomtramweg Maatschappij.  
In Gees, bij oom en tante, samen met mijn grootouders woonden op de Dorpsstraat 6. Op 27 april 1942 werd bij hun een meisje geboren. In mei gingen we met ons hele gezin op kraamvisite. Vanuit Erm naar Gees met de tram. We stapten in Erm in en kwamen tegenover een echtpaar te zitten. Tijdens deze rit vroegen ze of een foto van ons gezin mocht worden gemaakt. Dat mocht. Wij stapten in Gees uit en zij vervolgden de reis. Op een zondagmiddag liepen een paar mensen over de straat, zegt mijn vader dat zijn die mensen uit de tram. En ze kwamen binnen. Zij wilden de gemaakte foto brengen. Mijn vader zei hoe wist je dat waar we woonden? Ze hadden de caféhouder in Erm de foto laten zien en gevraagd wie dat waren. De caféhouder heeft hun wegwijs gemaakt. ’s Avonds hebben ze mee gegeten.

Familie Eggens in de tram tussen Erm en Gees
Familie Eggens in de tram tussen Erm en Gees
Mijn moeder in 1941
Mijn moeder in 1941


Zo is me dit later verteld door mijn ouders. Hierna zijn ze de gehele bezettingstijd langs gekomen. ’s Zaterdags kwamen ze meestal mee eten. Ze kwamen op de tandem. Ik ben er mee opgegroeid. Ook als het nodig was zaten ze met ons in de schuilkelder. Ze bleven foto’s maken van het jonge gezin. Diverse foto’s werden ook naar haar ouders gestuurd in Wenen. Ze was een Oostenrijkse. Doordat deze mensen een fototoestel hadden en regelmatig foto’s maakten hebben we vele foto’s uit mijn eerste levensjaren tot de bevrijding. Na de bevrijding was het contact verbroken. Veel later is er nog weer contact geweest.

Geboorteakte Harm Eggens
Geboorteakte Harm Eggens
Mijn vader Albert Eggens in 1941
Mijn vader Albert Eggens in 1941

Schuilkelder en brandbommen

Het eerste wat ik me kan herinneren zijn 3 dingen. De schuilkelder, het geluid van de vliegtuigen en de brandbommen. De schuilkelder gingen we in als het onveilig leek. Dat had te maken met overvliegende vliegtuigen. Zelfs kwamen de buren bij ons schuilen met ook nog een baby. De schuilkelder was opgebouwd met stropakken in de voormalige paardenstal. De stropakken werden langs de wanden gestapeld ook buiten tegen de muur rechts naast de baander. Er waren 2 in-en uit gangen. Eén binnen en één buitens huis. De vliegtuigen vlogen dag en nacht. Engelsen en Amerikanen. En de Duitse jagertjes er tussen door.   

Zus en broer in de schuilkelder
Zus en broer in de schuilkelder

Brandbommen

Op 22 november 1943 ’s avonds om 19.00 uur kwam er een vliegtuig laag over met veel kabaal. Het was een zeer donkere avond. Niemand heeft het vliegtuig gezien. Het vliegtuig was aangeschoten en was in nood waardoor de brandbommen werden los gelaten. Achterste Erm was totaal verlicht. Er waren geen persoonlijke ongelukken maar 2 boerderijen zijn in vlammen opgegaan. Bijna al het vee is omgekomen. Bewust heb ik het niet meegemaakt maar lag wel onder de bommenregen. 

Wie was de veroorzaker?

Hoogstwaarschijnlijk is er een verband met een Canadese bommenwerper die op die avond door een Duitse nachtjager op de heenweg naar Berlijn was aangeschoten, liet boven Achterste Erm zijn bommen vallen om zo licht mogelijk in Engeland terug te komen.
Het betrof een Halifax B II bommenwerper met registratie LW 231, UR-F van het 419e Moose Squadron. Rond 19.00 uur is het toestel in een bos perceel in Oude Willem bij Diever neergestort en waarbij de gehele bemanning omkwam en liggen in Diever begraven.
Wicher Jonkers, geboren 21 maart 1928 Oostereind 16 te Erm, leerling van de H.B.S. schreef over de gebeurtenis op 22 november 1943 te Achterste Erm.

Angstige ogenblikken

Het was op een regenachtige herfstdag in november en het leek er op, dat er die dag weinig voor zou vallen. Toen ik ’s avonds thuis kwam, at ik dadelijk mijn middageten op, omdat ik veel huiswerk op had voor de volgende dag. Eerst maakte ik mijn Duits af, toen mijn Frans en begon daarna met Engels. Het was toen ongeveer half zeven. Mijn broertje zat in een boek te lezen en durfde niet naar bed gaan, want hij dacht, dat er vliegtuigen zouden komen. “Maak je daar maar niet bezorgd over, jongen,” zei mijn moeder, “die zullen wel uitblijven. “We zullen hopen,” zei mijn broertje en hij ging naar bed. Het duurde echter maar een klein poosje, toen we het gebrom van de vliegtuigen konden horen. Ik leerde echter gewoon door, daar ik voor vliegtuigen in het geheel niet bang was. Wel kwam er wel een keer een flinke knap tegen de deur aan, zodat ik even naar buiten ging om te kijken wat er te doen was, maar daar er nergens iets te zien was, ging ik maar gauw weer naar binnen. De vliegtuigen bromden echter maar door en om half acht gebeurde het.
Ik zat rustig in mijn Engels boek te lezen, toen ik plotseling een eigenaardig gegier hoorde. Ik bleef doodstil zitten en luisterde met ingehouden adem. Plotseling klonk het “boem” mijn vader en ik renden onbewust naar buiten. We schrokken geweldig, want het leek, alsof het hele Achterste Erm in lichterlaaie stond. Het was er helemaal licht en we konden zien, dat er bommen neer kwamen. Ook de andere mensen bij ons in de buurt kwamen naar buiten en al spoedig hoorden we de sirene van Sleen; het teken, dat er een boerderij of iets dergelijks in brand stond. En dit bleek juist te zijn. Er gingen juist enige mensen voorbij en die vertelden ons, dat er een vliegtuig op een huis gevallen was. Mijn vader nam toen dadelijk zijn fiets en ging kijken, waar de brand was. Een poosje later kwam hij terug met de mededeling, dat het geen vliegtuig maar brandbommen geweest waren, die op de boerderij waren neergekomen en dat er geen persoonlijke ongelukken hadden plaats gevonden. 
Ik ging die avond dan ook niet eerder naar bed, toen er geen enkel geluid meer werd gehoord en van die tijd af heb ik een beetje meer ontzag voor vliegtuigen gekregen.

Wicher Jonkers

De invloed van de ouders is altijd gebleven over dit gebeuren. Dat voelde je als de vliegtuigen weer kwamen. Dag en nacht. En je zag op een gegeven moment dat er 2 noodwoninkjes stonden met een schuurtje er achter beide huizen precies hetzelfde. Op de ene plek is een nieuwe boerderij gebouwd in het eerste jaar dat ik naar school ging. De andere  woning is nooit vervangen en staat er nog in 2022.

De brandbommen zijn door de gemeente opgehaald en achter het gemeentehuis in Sleen in de grond begraven. In het volgende voorjaar kwamen de boeren nog stukken brandbommen tegen met ploegen en dergelijke. Ook latere jaren nog wel. Deze restanten werden in de brandkuil gedumpt die grensde aan onze hof  en straat en aan de hof van de buren Wiegers. Toen de brandkuil werd gedempt kwam dit gedeelte bij de hof van Wiegers door grenscorrectie. Een uitgebreid verslag hier over door mij is opgenomen in Streek Eigen Sleen 2010 nummer 1.  

Reconstructie van de 2 boerderijen in Achterste Erm. Naar aanleiding van getuigen die de boerderijen hebben gekend:

Reconstructie boerderijen Achterste Erm
Reconstructie boerderijen Achterste Erm
In de hof
In de hof

Voorjaar 1945

Oproep voor Duitsland

Op een zaterdagmiddag, mijn vader was buiten aan het werk komt een n.s.b.- er (Nationaal Socialistische Beweging) uit Noord-Sleen hem een briefje brengen met de mededeling voor werken in Duitsland. Mijn vader zei dat hij vrij gesteld was omdat hij werkte voor de voedsel voorziening op de dorsmachine. Hij zei dat zal je niets helpen en ging verder. Moeder in alle staten en met nog 2 kinderen. Vader naar de administrateur van de dors vereniging. Deze man nam contact met het kringhuis op in Emmen en zei ik kan Eggens niet missen en hij komt zich ook niet melden. Hier was alles mee afgedaan ook kreeg hij later geen oproep voor de Organisatie Todt. In het geheim leerden we van mijn vader verboden liedjes zoals, Bij Kaatje in de keuken, In de zwarte handel, Die Engelse torpedo jager en Holder de bolder. Ik ken ze nog alle vier. 

Wat mijn moeder zag

Het huis schuin tegenover ons werd bewoond door een echtpaar met 3 zonen en een dochter allen nog ongetrouwd. En een zoon met zijn vrouw en een baby. Twee van de ongetrouwden waren onder gedoken. Ze waren na verlof uit Duitsland niet weer terug gekeerd. Voor de buitenwereld waren ze in Duitsland maar waren over dag thuis en tegen de avond gingen ze naar de buren of naar elders overnachten. Doordat er een baby was geboren ging mijn moeder daar op bezoek. Ze zit daar een poosje bij de kraamvrouw en komt een van de ondergedoken jongens binnen en keert gelijk weer om. Hij mocht niet gezien worden en de persoon in kwestie wist niet dat er bezoek bij haar was. Niemand reageerde, net of er niets aan de hand was.
De volgende dag, mijn moeder was in het groente tuintje bezig wat tussen ons huis en de straat lag, komt een landwachter bij haar en vroeg aan haar of ze ook wist waar de jongens van de overburen waren. Die zijn in Duitsland zei mijn moeder. O zei hij en ging weer verder. Moet je voorstellen een dag er voor had mijn moeder hem nog gezien. Dit voorval is haar heel lang bij gebleven. Als de jongens waren gevonden, want ze werden kennelijk wel in de gaten gehouden, wat hadden ze dan kunnen denken. Er is de hele oorlogstijd met de jongens niets gebeurd.

Zo lang ik me kan herinneren, al bij mijn vader op schoot aan tafel vroeg ik of hij wat voor mij wilde tekenen. En zei dan, ik kan niet tekenen wat ik niet met hem eens was. Op die leeftijd vind je alles mooi. Hij deed het wel. Het was altijd hetzelfde onderwerp namelijk een paard voor een woonwagen met een mannetje voor bij het paard en een mannetje achter de wagen. Ik vond het geweldig al was het iedere keer hetzelfde. Je zag regelmatig wel eens een woonwagen door de straat trekken en zijn creatie leek er wel op. Als ik zelf wilde tekenen ging dat met een potloodje op schrijfpapier. Lastig al die lijntjes. De achterkant van scheurkalender blaadjes brachten soms een oplossing als ze tenminste wit aan de achterkant waren en groot genoeg.       

Meneer De Groot

Op een dag, wat op het eind van de oorlog kwam een man bij ons binnen en zei ik kom van uit Assen bij de Todt en moet naar Nieuw Amsterdam en ik moet nu eten hebben want ik ben niet meer in staat verder te gaan. We werden daar uit gehongerd vertelde hij. Hij kreeg eten en kon daarna verder. Nog jaren na de oorlog kwam deze meneer 1 keer per jaar op zondagmiddag op visite uit dankbaarheid en zij altijd, jullie hebben mijn leven gered.

Fornuis vorderen  

We kregen ook andere ‘eters’. Op een zondagmiddag , we zaten allemaal om de ronde tafel en zagen een grote luxe Duitse auto over de straat gaan. Mijn vader zei, ze komen hier heen. Het waren 3 Duitsers die binnen kwamen. Twee mannen en een vrouw. De mannen in uniform. Het was maar even voor mijn gevoel en de vrouw was aan het koken op onze kachel. Ik was zo bang dat zolang ze aanwezig waren heb ik het been van mijn moeder vastgehouden. Terwijl ik wel zag dat mijn ouders en zusje niet bang waren. Op een gegeven moment zat mijn zusje op schoot bij een van de mannen voor het raam en keken naar buiten. Hij had ook zo’n meisje thuis vertelde hij. Ik weet nog dat ik tegen mijn moeder letterlijk zei, ze nemen ons Jantje mee. Moeder werd er niet anders van. Even later zaten ze met hun drieën aan tafel te eten. Toen ze alles op hadden gingen ze weg. Later vroeg ik wat dat geweest was. Ze waren binnen gekomen en zeiden we vorderen het fornuis. Ze keken nog in de wiemel, de wiemel is nog te zien net boven het hoofd van mijn moeder op de foto, mijn vader zei moet je daar ook nog wat van hebben maar ze hadden alles bij zich. Van ons waren ze niets nodig alleen gebruik van het fornuis. Bij het weggaan kreeg mijn zusje een rijksdaalder maar ik kreeg niets. Het vertrouwen zal wederzijds niet erg hoog geweest zijn.

’s Zomers hadden we 1 koe in de hof om het huis lopen. ’s Winters 2 koeien op stal. Zo begon het in 1939. En werd in de loop der tijden steeds een beetje uitgebreid.

Spiekerwacht 

Door sabotagevoorvallen moest de bevolking ’s nachts wacht lopen. Met 2 mannen uit het dorp moest je surveilleren van ’s avonds tot aan de morgen en als er iets was moest je dat ergens aan doorgeven. Wie dit regelde, waarschijnlijk de boeren leider uit het dorp. In elk dorp was een boeren leider aangesteld door de Duitsers en wel een die aan hun kant was. Mijn vader moest dat ook doen en liep dan de hele nacht met hun tweeën door het dorp. Er is nooit iets voor gevallen. Dit werd door de bevolking spiekerwacht genoemd. Genoemd naar de spijkers en krammen die de straat op werd gegooid om het vervoer van de vijand dwars te zitten.

Kinderen uit Rotterdam

Er waren 6 kinderen van een familie uit Rotterdam bij verschillende gezinnen in Erm ondergebracht om aan te sterken. Eerst de 3 meisjes en later de 3 jongens. Deze jongens waren zo uitgelaten dat ze zaten overal op. Gelijk op de stropakken bult die aan het schuiven ging en een van de jongens ging mee naar beneden en brak zijn nek en overleed ter plekke te Achterste Erm 12. De kinderen zijn lopende uit Rotterdam naar Erm gekomen en vroegen gewoon aan de bevolking mogen we blijven. En zo werden ze verdeeld en tot de bevrijding gebleven en om op een gegeven moment weer naar huis terug te gaan. Bij een ander gezin kwamen 3 jongens aanlopen 2 broertjes uit Rotterdam, de ander uit Utrecht. Och zei de vrouw des huizes 3 vind ik wel wat veel. Nou zei de andere buurvrouw laat die ene dan maar bij ons komen.

Tegen de bevrijding ‘vluchten’

Coevorden was al bevrijd maar het duurde nog al even voor dat Erm werd bevrijd . Het lag voor de hand dat de bevrijding aanstaande zou wezen. Mijn vader zag dat de buurman, die de ramen gericht had op de weg naar Nieuw Amsterdam, het raam een eindje had omhoog geschoven en z’n geweer door de opening had geschoven en wou de ordonnans nog even dood schieten voor de bevrijding. Mijn vader probeerde hem daar van af te houden om represailles te voorkomen. Maar ging door met voorbereiding. Mijn vader zette de schop buiten klaar en zouden we achter in De Gier, een landweggetje voor ons huis, ingraven. Net voor om beginnen te graven zei de buurman dat hij had besloten het niet te doen. Wat een opluchting. Hoe zat dat nu.
In café Eising in Erm zat een commandopost van de Weermacht. In de Boerdijk, de straat van Achterste Erm naar Nieuw Amsterdam zit een bruggetje over de Ermer stroom waar onder trotyl lag met daarbij Duitse bewakers. Een ordonnans had als taak berichten te onderhouden tussen het café en de post bij het bruggetje. De buurman had hem precies in het schootsveld.

Het heeft nog een paar dagen geduurd voordat we door de Polen zijn bevrijd. De bevrijders kwamen vanaf Holsloot. Aan de Boerdijk is niets gebeurd. De Polen zijn wel in Achterste Erm geweest. Bij deze buren zijn de hele oorlog door onderduikers geweest. In de hoek van onze hof en dat van de buren was een hut van takken opgetrokken waar s‘nachts de onderduikers in zaten als het nodig was. En als er onraad en huiszoeking op til was werden ze gewaarschuwd door onder andere de politie die op de hoogte was van het gebeuren. Achterste Erm viel toen onder de politie van Veenoord. Doordat dezen dat elders ook deden is een van hen fataal geworden en is in een concentratiekamp in Duitsland gekomen, heeft de oorlog overleeft en is over gebracht naar Der -A kerk in Groningen en daar vrijwel direct overleden en was hem net verteld dat hij een dochtertje had gekregen. Later speelden wij in deze hut.

Afbreken schuilkelder

Op een morgen, mijn moeder zette me op de tafel en kleedde me aan. Ze zegt ga maar eens naar buiten pap is de schuilkelder aan het afbreken. Waarop ik zei, dat moet hij niet doen, dan kunnen we niet meer schuilen. Ik ging naar buiten en ja hoor een gedeelte was al weg. Het leek mij geen goed idee. Ik begreep niet wat bevrijding in hield. Ik had nog niet anders dan oorlog meegemaakt. 

Na enige tijd werd de Boerdijk opgehoogd. Nog tijdens de bezetting. De grotere kinderen gingen centen zoeken op de Boerdijk, de weg tussen Achterste Erm en Ermerveen. Deze weg lag nog al laag en werd opgehoogd door puin uit Rotterdam na het bombardement. Hierin was nog wel eens wat te vinden onder andere muntstukken.

Drama met de fiets

Het was net na de bevrijding dat ik met mijn moeder naar de zuivelfabriek in Sleen moest. Ze plaatste de fiets tegen de muur van de fabriek en zei tegen mij je moet hier blijven en op de fiets passen en ze ging de fabriek binnen. Op hetzelfde moment komt er een man om de hoek op me af en wilde de fiets pakken. Ik in alle staten en klampte me vast aan de fiets. Die man kon niets met de fiets beginnen. De schrik van fietsen vorderen zal nog hebben meegespeeld maar het was geen bezettingstijd meer. Het lukte die man niet me van de fiets los te krijgen. Hij wilde me vertellen wat de bedoeling was. Dat lukte niet. Totdat mijn moeder terug kwam en de situatie zag. Het probleem was dat deze man daar zijn melkauto moest neer zetten en de fiets even moest worden verplaatst. Dat was alles.

Vrijwel direct na de bevrijding ging ik met mijn moeder op de fiets op familie bezoek in Nieuw- Zwinderen. We kwamen bij de brug over het kanaal Coevorden – Zwinderen, die was weg. Er lagen nog stukken naast in het water. Er lag een brede plank over. Het ging iets naar beneden en aan de overkant ging het weer iets omhoog, Daar moesten we over. Mijn moeder kon er net over naast de fiets lopen en ik moest achter de fiets lopen en me vast houden aan de bagagedrager. Het was erg angstig zo over het kanaal te lopen.
De brug was tegen de bevrijding kapot gemaakt. Er kwam een nieuwe brug en werd Johannes Post brug genoemd.

Een zusje

Op 25 september 1946 werd het gezin uitgebreid met Aaltje. Hierbij was het gezin voltooid. Ze kwam in een ledikantje te liggen in de woonkeuken een ander slaapruimte was er niet. 

Bij Leen liepen we als kinderen in en uit. Ik vond dat ze zulke bijzondere platen aan de kant had hangen die wij niet hadden. Ook oude foto’s. Diverse keren bekeek ik het en kreeg uitleg van haar elke keer weer. Boven de deur naar de washoek hing de plaat, “Slag bij Heiligerlee”. Helemaal voorstellende en uitgetekend hoe het gegaan is met graaf Adolf. Het was een geschiedenis plaat wat de kinderen op de lagere scholen hadden gekregen. Boven de deur op de foto achter Leen hing de wandplaat. Hier net niet te zien. Links nog het kabinet en rechts de kachelpijp.
                                                           
Twee andere geschiedenisplaten hingen bij Jopkies jongs in Achterste Erm waar we ook vaak kwamen. Voorstellende, “Inneming van Den Briel op 1 april 1572” en “Slag bij Waterloo”. Dit soort platen zag je bij diverse gezinnen in huis hangen.

Bij Leen hingen ook nog 3 mooie oude foto’s. 
– Een foto van haar moeder  [1843-1918] met hoepelrok. 

– Een foto uit 1913 met onderschrift, “Neerlands Onafhankelijkheid 1813-1913”. 

Het was een versierde wagen voorstellende een boot. Op de boot staan mensen uit Achterste Erm. Het was de eerste prijs van de optocht tijdens het eeuwfeest in Sleen. 100 jaar koninkrijk der Nederlanden. Het stelde de boot voor toen koning Willem I aan land kwam in Scheveningen met diverse mensen op de boot. 

– Een andere foto stelde een ouderwetse boeren bruiloft voor. De personen waren allemaal mannen. In mannen en vrouwen kleding getooid. Dit was ten gevolge van het 50 jarig bestaan van Nieuw Amsterdam in 1910. De kostuums waren allemaal geleend van Leen. Doordat zij alle kostuums uit eigen collectie te leen had gegeven kreeg ze deze foto als beloning en hing vanaf die tijd bij haar aan de muur.
Deze foto heb ik ongeveer 1955 van de ‘bruidegom ’ Hendrik Witvoet gekregen toen ik op bezoek bij hem was in Hollandscheveld waar hij toen woonde.
Tweede van links is Frits Jonker de schoenmaker die regelmatig bij ons in Achterste Erm kwam.

40 jarige echtvereniging G. Eggens en J. Nijkoops
40 jarige echtvereniging G. Eggens en J. Nijkoops

Bij mijn grootouders in Gees hingen voor mij ook twee mooie platen. De een hing boven de deur naar de deel. Een geschilderde plaat als herinnering aan hun 30-jarig huwelijk op 28 april 1930.
Naast de kachel hing een plaat met opschrift “Nederland herrijst”. Deze afbeelding zag je in veel huizen hangen na de oorlog. Ze werden na de bevrijding in 1945 verkocht door de ondergrondse. Wij hadden thuis deze plaat niet en ik vond het heel mooi. Later heb ik zo’n plaat van iemand geleend en heb het precies nagemaakt ook omdat deze platen steeds meer door de tijd heen uit de woonkamers verdwenen. Nu hangt een zelfgemaakte bij ons aan de muur als herinnering aan de bevrijding in 1945.

Mijn grootouders van moeders kant woonden op de Vossebelt gemeente Dalen. Daar overleed mijn grootvader in oktober 1942. Ik heb hem niet gekend. Na zijn dood bleef mijn grootmoeder en haar jongste dochter daar wonen. 

Een andere dochter diende in Coevorden en de zoon moest naar Indie. We kwamen een keer op een zondag op de Vossebelt zei mijn grootmoeder dat het deeleind was ingewaaid. Ik deed de deur naar de deel open en keek zo naar de blote hemel. Niet lang daarna verhuisden zij beide naar haar andere dochter met gezin in Steenwijksmoer. Hier overleed mijn grootmoeder in augustus 1949. De ongetrouwde dochter ging bij haar vriend en gezin inwonen ook in Steenwijksmoer.

Ik heb mijn omgeving altijd heel mooi gevonden. De boerderijen met zijn schuren en alles wat daar bij hoorde. Het Drentse landschap, schilderachtig.

Samen met de buurkinderen speelden we in de zandbult. Elk jaar werd door mijn vader een kar vol zand naast de baander neergegooid. Na een jaar was al het zand verdwenen.

Ook speelden we onder de grote tabaksplanten aan de overkant van de straat op het Veltien naast de aardappel en bieten bult. Daar liepen we zo onder door en niemand zag je. Vanwege de schaarste aan tabaksartikel in de oorlog gingen velen het zelf verbouwen. Ook nog lang na de oorlog.
Spelen deden we ook eveneens in de lagere school tijd in de Gier, een landweggetje tegenover ons huis, om hutten te bouwen. Paasvuur slepen en branden met pasen in de Wienbargsteeg. Dan waren ook altijd 2 neven bij ons om mee te gaan naar het paasvuur. Mijn moeder bleef altijd thuis want na afloop moest ze 5 kinderen verzorgen dat ze schoon naar bed konden.

Heel vaak kwamen mensen langs vanaf richting Nieuw Amsterdam, vragen om een maaltje aardappelen en dan moest ik met ze mee naar de bult en kregen wat mee. Of als we geslacht hadden en het varken aan de ladder hing buiten, vragen om een stukje vlees als dat niet kon wilden ze ook wel een reusel hebben. Dat ging niet door want we slachten 1 varken per jaar. Kopen was een grote uitzondering. Vlees weggeven kon niet want dan bleef er te weinig over voor ons zelf. Dit was na de bezetting tijd. Er kwamen mensen melk halen bij meestal een vast adres in Achterste Erm. Deze mensen kwamen van Veenoord Nieuw Amsterdam via de Boerdijk en het eerste dorpje was Achterste Erm.

Bij ons kwam een vaste melkhaler uit Nieuw-Amsterdam. Een jonge man en liep voor mij wat vreemd. Maar elke keer als hij kwam vertelde hij aan mijn ouders wat er was voorgevallen waardoor hij zo liep. Totdat ik op een gegeven moment begreep wat er was. Het was zo, hij moest werken in de werk verschaffing in het Geeserveld. Daar gingen een aantal mannen van Nieuw Amsterdam met de tram naar toe en lopend het veld in. Maar ’s avonds als het werk klaar was gingen ze richting de tram. Het veld lag tussen Gees en Zwinderen. Ze gingen de kortste weg nemen naar de tram dan hoefden ze niet naar Gees te lopen dat was verder. Dus ze sprongen in de rijdende tram als die vanaf Zwinderen kwam. Tot op een keer hij verkeerd sprong en met een been onder een wiel van de tram kwam. Zijn been was er meteen af. Dat was toen allemaal kort geleden gebeurt toen hij bij ons kwam. Hij had zo’n spijt van wat was gebeurd dat hij het elke keer vertelde hoe het was gekomen. Vandaar dat hij zo liep, hij had een prothese. Het maakte veel indruk op me.

Mei 1948. Ik moest naar de lagere school. O.L.S. te Erm.    

Geboortehuis. In 1978 door mij geschilderd in olieverf.

Bekijken collectie

Wanneer u dit voorwerp uit deze collectie wilt bekijken, mail dan het inventarisnummer naar gemeente Coevorden en maak een afspraak. Het voorwerp wordt dan klaargezet voor bezichtiging.