Tab Gemeente Coevorden
Terug naar zoeken
Brand oude Technische school

Twintigste eeuw, een eeuw van stilstand en hollen

Type:
Collectie
Kern:
Coevorden
Kenmerken:
Gebeurtenis
Periode:
20e eeuw tot de Tweede Wereldoorlog, Na-oorlogse periode tot 1997

De eerste dertig jaar

Rond 1900 had Coevorden een vrijwillige brandweer bestaande uit een opperbrandmeester, twee brandmeesters en een aantal spuitgasten. Naast de brandweer bestond er nog een brandwacht, ergens in de negentiende eeuw opgericht. De brandwacht bestond uit een groep notabelen en hogere middenstand die bij brand de orde handhaafde en zorgde dat het publiek niet te dicht bij het vuur kwam.

Materiaal

Het materiaal van de brandweer bestond nog steeds uit niet meer dan twee handbrandspuiten, een aantal emmers, brandhaken en brandzeilen. Daarnaast bezat de brandweer een aantal handladders. Indrukwekkend was het materiaal niet. Vooral nu Coevorden wat industriële vestigingen begon te krijgen zoals een stoomzuivelfabriek, een strokartonfabriek, een aardappelmeelfabriek en een houthandel. Ook de bevolking begon toe te nemen. Buiten de buitengracht verscheen een nieuwe wijk. Om enigszins aan de situatie tegemoet te komen werd één der spuiten in de Goeman Borgesiusstraat geplaatst maar voldoende was dit zeker niet.

Na 1910

Na 1910 veranderde de situatie enigszins. De eerste stappen werden gezet voor het construeren van een waterleiding waardoor de brandweer de beschikking kreeg over brandkranen. De brandweer werd in dezelfde tijd weer gereorganiseerd. Het college van brandmeesters bestond voortaan uit een opperbrandmeester, vier brandmeesters en twee reservebrandmeesters. Om de brandmelding te verbeteren werd bij iedere brandmeester aan de voorgevel van zijn huis een bordje met daarop “brandmeester” aangebracht. Om bij brand herkenning te vergemakkelijken werden voorts iedere brandmeester en alle spuitgasten van een uniformpet voorzien. De brandmeesters, die al voor de reorganisatie hun functie bekleedden, hielden de vergoeding van ƒ 25,- per jaar. De nieuwe effectieve brandmeesters kregen een jaarvergoeding van ƒ 10,-. Alle spuitgasten en de rest van het vaste personeel – bestaande uit zes pijpvoerders, twee boden en verder het personeel bij de slangen en de standpijpen – kregen een jaarvergoeding van ƒ 5,-. Verder werd bij brand en bij oefening een uurvergoeding verstrekt.

Naast de leden van het vaste personeel werd nog eens twaalf man reservepersoneel aangesteld. Deze groep kreeg geen jaarvergoeding, enkel een uurvergoeding. De totale sterkte van de brandweer kwam dus op 26 man plus de brandmeesters. Bij de totstandkoming van de waterleiding werd voorts nog één van de handbrandspuiten buiten gebruik gesteld. De spuit werd in 1919 aan Oosterhesselen overgedragen.

Brand Hotel Bavink

Dat de aanleg van de waterleiding niet voldoende was voor een effectieve brandbestrijding bleek wel bij de brand in hotel Bavink op vier december 1919. Omstreeks elf uur in de ochtend ontstond door onbekende oorzaak brand op de derde verdieping van dit hotel in de Frieschestraat. De brand breidde zich, mede door een sterke zuidwestenwind snel uit over het hele hotel. De brandweer was niet bij machte de brand effectief te bestrijden. De druk in de waterleiding was te laag om de derde verdieping te bereiken en de brandweer kon niet voorkomen dat ook de bakkerij en de schuur van bakker van Holthoon en de schuur van boer Hessels vlam vatten. Alle panden brandden tot de grond toe af. Tijdens de bluswerkzaamheden kwam de brandweer tot de onaangename ontdekking dat de voorraad slangen niet groot genoeg was.

Na afloop van de brand was het leed nog niet geleden. De hoge muren van hotel Bavink moesten worden omgehaald. Hierbij werd het dak van een woning in de Molenstraat zwaar beschadigd. Bij bovenstaande klaagzang moet wel vermeld worden dat er nog geen telefoonverbinding was met het pompstation van de waterleiding in Dalen. Hierdoor was de druk in de waterleiding lager dan hij had kunnen zijn. De telefoonverbinding kwam in 1921 tot stand.

De trage ontwikkeling van de brandweer moet niet geheel aan onwil of zorgeloosheid worden toegeschreven. De economische situatie was in Coevorden niet rooskleurig. Erg veel geld was er niet voor de aanschaf van dure brandbestrijdingapparatuur. Toch was er geen algehele stilstand. Aan het onderhoud werd meer aandacht besteed dan in voorgaande decennia en ook voor het brandweerpersoneel zelf werd het één en ander gedaan.

Ongevallenwet

In 1921 werd de Ongevallenwet van kracht en dat had ook voor de brandweer gevolgen. Het brandweerpersoneel moest voortaan verzekerd worden. De gemeente Coevorden sloot een verzekering af met de verzekeringsbank “De Nieuwe Eerste Nederlandsche”. Deze verzekering hield de brandweer van Coevorden tot in 1935. Op acht oktober van dat jaar ging Coevorden over naar de Engelse verzekeringsmaatschappij “Ocean Accident and Quarantie Corporation Limited”. Vanaf 1940 kon deze maatschappij vanwege de oorlogsomstandigheden geen zorg meer dragen voor de verzekering van het brandweerpersoneel. De verzekering werd toen overgedragen op de “Naamloze Vennootschap Maatschappij van Assurantie, Discontering en Beleening der Stad Rotterdam”.

Uitslaande brand aan de van Leeuwenhoekweg
Uitslaande brand aan de van Leeuwenhoekweg

De jaren dertig

De twintiger jaren waren economisch gezien slecht voor Coevorden. In de dertiger jaren werd het eerder slechter dan beter. Voor de brandweer betekenden die jaren dertig echter een kleine omwenteling. De eerste schreden op weg naar een moderne brandweer werden in deze jaren gezet. In het begin van de dertiger jaren kreeg de brandweer zowaar beschermende kleding. De brandweer kreeg de beschikking over twee oliejassen, twee helmen en een gasmasker. Voordien had de brandweer in privékleding gewerkt. Nu genoten tenminste de pijpvoerders enige bescherming.

Onderzoek

Naarmate de jaren dertig vorderden nam de interesse van de gemeente voor haar brandweer toe, ook al omdat de politieke hemel in het Oosten begon te betrekken. Zou in het geval van oorlogsgeweld de waterleiding uitvallen dan zou de brandweer machteloos staan tegenover brand. Een motor of mogelijk een autospuit zou dus geen overbodige luxe zijn maar voor de aanschaf hiervan was toestemming van Provinciale Staten nodig. Een onderzoek, ingesteld door het ministerie van binnenlandse zaken leverde de volgende conclusies op.

In de stad was de waterleiding niet voldoende voor het blussen van branden in hogere gebouwen. Er was weliswaar voldoende open water beschikbaar maar door het primitieve materieel, een brandspuit van meer dan 100 jaar oud, was dit water vaak niet goed te benutten. Bij brand in een afgelegen gebied was vervoer het grote probleem. De handbrandspuit moest per vrachtwagen worden vervoerd. De gemeente bezat echter zo’n wagen niet. Voor vervoer was de brandweer afhankelijk van een toevallig aanwezig zijnde particulier auto. Om al deze bezwaren op te lossen was de aanschaf van een autospuit zeer gewenst.

Ondanks dit rapport kreeg de gemeente Coevorden geen toestemming om een autospuit aan te schaffen. Er mocht enkel een motorspuit aangeschaft worden. Het vervoersprobleem bleef vooralsnog bestaan. Coevorden kreeg ook toestemming een brandladder aan te schaffen. De brandweer had zich altijd moeten behelpen met gewone ladders. Dit leidde echter tot onhoudbare situaties. De bovenste verdiepingen van gebouwen als de Rijks Hoogere Burgerschool en het hotel van Wely waren met die ladders niet te bereiken. Na veel wikken en wegen werd besloten om een Magirusladder aan te schaffen bij de firma Geesink & Zoon. Het was de kleinste ladder die de firma had en was zeer eenvoudig van uitvoering. De ladder had een bereik van vijf meter en kostte ƒ 475.50.

De brandweer in bezettingstijd

De Duitse bezetting van Nederland had ook gevolgen voor de Nederlandse brandweer. Voortaan stond de gemeentelijke brandweer ter beschikking van de luchtbeschermingsdienst. De brandweercommandanten werden ondergeschikt aan de hoofden van de luchtbescherming in de gemeenten. De bezetter hechtte erg veel belang aan een parate brandweer. Brandweerlieden moesten na juli 1941 melden waar ze verbleven en te bereiken waren als ze een dag hun woonplaats verlieten. Ook werd in dat jaar bepaald dat alle gemeenteambtenaren verplicht konden worden dienst te nemen bij de brandweer als de plaatselijke autoriteiten dat nodig vonden.

Grote veranderingen

De echte grote veranderingen kwamen in 1943. In dat jaar werden alle gemeentelijke brandweren onder controle gesteld van de Hoofdinspectie voor het Brandwezen. De gemeentebrandweer van een aantal aangrenzende gemeenten werden georganiseerd in een Kring. In zo’n Kring werd één gemeente aangewezen als Kerngemeente. Een Kerngemeente moest bij oefening, brand en instructie hulp verlenen aan de omliggende gemeenten in de Kring. De Kringen van een aantal provincies werden ondergebracht in een District. Elk District stond onder een Inspecteur voor het Brandwezen. De Kring waar naast andere gemeenten als Dalen en Emmen ook Coevorden was ondergebracht, behoorde tot District V, het District voor de drie Noordelijke Provincies. Alle Districten gezamenlijk stonden onder de Hoofdinspectie voor het Brandwezen.

Zware tijd

Deze Hoofdinspectie had verregaande bevoegdheden. Zo moesten alle benoemingen en ontslagen bij de gemeentebrandweer worden goedgekeurd door de Hoofdinspectie voor het Brandwezen. Coevorden heeft in de oorlogsjaren een zware tijd meegemaakt. De grootste klap voor de stad was het wegvoeren van het Joodse deel van de bevolking. Een groep mensen die zo lang het beeld van de stad mee had bepaald werd in deze jaren bijna compleet uitgeroeid. Ook van het eigenlijke oorlogsgeweld kreeg Coevorden zijn portie. Vooral de luchtaanvallen zijn vrij talrijk geweest. Het grootste bombardement vond plaats op 21 februari 1944. Toen troffen 141 bommen de strokartonfabriek, de aardappelmeelfabriek. de Drentsch-Overijsselsche Houthandel, garage Juurlink en de Naamloze Vennootschap Handelsmaatschappij “De Twee Provinciën”. Het aantal slachtoffers bedroeg zeven doden en twaalf gewonden. Aan de brandweer werden in deze tijd hoge eisen gesteld. Het materieel werd in deze jaren dan ook aanzienlijk uitgebreid. In 1942 kreeg de brandweer de beschikking over een manschappen-trekkerwagen. Voortaan was de brandweer onafhankelijk van een particuliere auto voor het vervoer van de motorspuit en de manschappen.

Gebombardeerde aardappelmeelfabriek
Gebombardeerde aardappelmeelfabriek in Coevorden

Autospuit

Bij de manschappen-trekkerwagen bleef het niet. Tegen het eind van de oorlog kreeg de brandweer zowaar de beschikking over een autospuit. De gemeente kreeg van de bezettingsautoriteiten toestemming ƒ 8300,- uit te geven voor de aankoop van de autospuit. Voor de wagen werd gebruik gemaakt van het chassis van de reinigingsauto van de gemeente. De reinigingsauto die de gemeente enkele jaren tevoren had aangekocht werd zo gevrijwaard van wegvoering naar Duitsland. De opbouw werd verzorgd door de firma H.T. & A.H. van Bergen te Heiligerlee. Naast de spuit werden een aantal hulpstukken geleverd zoals een zuigslang, zes straalpijpen, een schijnwerper, een ladderrek en twee zijhaspels. De brandweer heeft in oorlogstijd niet veel plezier gehad van de spuit. Toen de wagen in 1944 klaar was, was benzine zeer schaars geworden en de wagen moest op een gegeven moment zelfs onderduiken om wegvoering naar Duitsland te voorkomen.

Materiaal schaarste

Tegen het eind van de oorlog werden trouwens alle voor de brandweer benodigde materialen schaars. Reserveonderdelen waren bijna niet meer te krijgen. Ook aan goede slagen kwam een groot gebrek. De brandweer moest zich behelpen met oude versleten slangen die met veel kunst en vliegwerk weer waren opgelapt. Ook de personeelssterkte van de Coevorder brandweer onderging in de bezettingstijd de nodige veranderingen. In 1943 was er in Coevorden een proefalarm gehouden naar aanleiding waarvan de personeelssterkte aanzienlijk werd opgevoerd. De inspecteur voor het Brandwezen wenste dat het aantal brandweerlieden werd gebracht op dertig man in plaats van de achttien waaruit de brandweer sinds het einde van de jaren dertig had bestaan. Naast de opvoering van de personeelssterkte moest de Coevorden brandweer aanvalsplannen gaan maken.

Vrijwaring Arbeitseinsatz

De uitbreiding van de brandweer werd een handig instrument om mannen te vrijwaren voor de Arbeitseinsatz. De gemeente ging er zelfs toe over oudere brandweerlieden, die geen gevaar liepen voor tewerkstelling in Duitsland, te ontslaan en voor hen in de plaats jongere brandweerlieden aan te stellen. Aangezien alle benoemingen en ontslagen moesten worden goedgekeurd door de Hoofdinspectie voor het Brandwezen moesten wel goedklinkende ontslagargumenten worden overlegd. Veel oudere brandweerlieden moesten dan ook ineens ontslagen worden wegens vetzucht en andere kwalen van het goede leven.

De bezettingstijd leverde wel iets blijvends op, namelijk de Inspectie voor het Brandwezen en de regionale samenwerking van de brandweerkorpsen. Na de oorlog werd de Hoofdinspectie voor het brandwezen onder een wat andere naam voortgezet. Na de oorlog werd namelijk de Rijksinspectie voor het Brandwezen opgericht. De regionale samenwerking, in de oorlog verplicht in de Kringen, werd na de oorlog op een vrijwillige basis weer opgevat. Zo ontstond de regionale brandweer.

Oude brandweerkazerne aan de haven 1979
Oude brandweerkazerne aan de haven 1979

De na-oorlogse periode

In de jaren vlak na de oorlog werd de roep om een brandweerkazerne steeds groter. Het materieel van de brandweer had altijd verspreid over de stad gestaan. Dit kwam de effectiviteit van de brandweer niet ten goede. In 1947 werd de knoop doorgehakt. De eerste aanzet was de opdracht aan de directeur van gemeentewerken een voorlopige bouwtekening te maken. Verscheidene bouwtekeningen volgden en op dertig juli 1948 werd de bouw aanbesteed. Ruim een jaar later, op negen augustus 1949 was de kazerne gereed. De officiële ingebruikneming vond plaats op zesentwintig augustus, gelijktijdig met de commando-overdracht van P. Legger op J.H.P. de Bouter.

Naast de bouw van de brandweerkazerne vragen de materiële ontwikkeling van de brandweer en de oprichting van de regionale brandweer de aandacht. Eerst echter een verslag van een grote brand, de brand in de meisjesvakschool op 14 april 1947.

Brand meisjesvakschool

De meisjesvakschool, gebouwd in 1923, gaf in 1947 onderdak aan een deel van de ambachtsschool in het zuidelijk gedeelte en aan de meisjesvakschool in het noordelijk gedeelte. Beide helften werden gescheiden door een halfsteensmuur die niet geheel tot aan het dak toe doorliep. De benedenverdieping had een plafond van beton.

Boven deze benedenverdieping bevonden zich weer lokalen en daarboven de logiesruimten voor de inwonende leraressen en dienstmeisjes. Ook was er nog een open zolder. De logiesruimten waren door een rietplafond gescheiden van de vliering die dus geen echte vloer had maar enkel een smal looppad dat enkel van de noordelijke kant te bereiken was.

De brand ontstond door loodgieterswerkzaamheden aan een dakkapel op de internaatsverdieping. De loodgieter probeerde met behulp van een emmer water, aangereikt door één van de leraressen de brand te blussen. Dit lukte echter niet. Toen werd geprobeerd door leraressen en toegesnelde burgers het vuur te blussen met de interne blusmiddelen van het gebouw. Helaas, de snelblussers werkten niet en de brandslang was zo verteerd dat die aan alle kanten water gaf behalve aan de goede.

De brand werd gemeld bij de meldpost ten huize van de brandweercommandant Legger die op dat moment ziek te bed lag. Even later arriveerde de autospuit bij de brand, van de brandweerlieden echter geen spoor. Het alarmeren van de brandweerlieden faalde. De luchtalarmsirene die, zolang Coevorden geen goed brandmeldingssysteem bezat, voor de melding moest zorgen was nog niet opgesteld. Ze zou pas op 27 mei van dat jaar gebruiksklaar zijn. De burgemeester liet de torenklok luiden en ging zelf, gewapend met een gasmasker naar de brandende verdieping ter inspectie. Daar kwam hij al snel tot de conclusie dat met de interne blusmiddelen niet veel viel uit te richten. Het vuur had zich al door het rietplafond heen gevreten en greep snel om zich heen.

Teruggekomen bij de brandspuit bleek nog geen enkele brandweerman aanwezig. Het publiek was inmiddels begonnen met het uitleggen van de slangen en het aansluiten van de straalpijp. De spuit begon water te geven maar er was vergeten een knik uit een slang te halen waardoor die openbarstte. Vervanging kostte tijd. Tot overmaat van ramp bleek toen in het pompmechanisme een vuiltje te zijn gekomen waardoor de waterdruk niet boven de drie atmosfeer kwam, veel te weinig om de brand te bereiken.

Burgemeester Gautier riep ten einde raad de hulp in van de bedrijfsbrandspuit van de D.O.H. (Drents Overijsselsche Houthandel) en van de brandweerkorpsen van Emmen en Dalen. Deze waren zeer snel aanwezig en met het bluswerk werd een aanvang genomen. Tegen die tijd begon ook de Coevorder brandspuit naar behoren te werken. De brand kon nu beperkt blijven tot de bovenste verdiepingen van het gebouw.

Rapport

De commissaris van de Koningin in Drenthe wilde het fijne weten van deze brand en vroeg om een volledig rapport. Uit het rapport concludeerde de Commissaris dat de paraatheid van de brandweer beneden peil was. Voorts vond de Commissaris dat de interne blusmiddelen van grote openbare gebouwen in Coevorden vaker diende te worden geïnspecteerd.

Na enig heen en weer geschrijf tussen de Commissaris van de Koningin en de Burgemeester van Coevorden werd besloten dat de districtsinspecteur van het gewest V na zijn zomervakantie naar Coevorden zou gaan om maatregelen ter verbetering van de paraatheid van de Coevorder brandweer te bespreken. Deze bespreking heeft de beslissing over de bouw van de brandweerkazerne sterk beïnvloed. De brand in de meisjesvakschool vond plaats in een periode waarin stemmen opgingen om te komen tot een regionale brandweer. In de oorlog was er een van bovenaf opgelegde samenwerking geweest. De gemeenten hadden echter wel de voordelen van zo’n samenwerking ingezien en in 1948 werd de gemeenschappelijke regeling voor de instelling van een regionale brandweer ondertekend door alle belanghebbende gemeenten. De commandant van de regionale brandweer werd de Emmer brandweercommandant A. Veldhuizen.

Schoonmaken wegdek Burg. van der Lelysingel in Coevorden
Schoonmaken wegdek Burg. van der Lelysingel in Coevorden

Regionale brandweer

De taak van de regionale brandweer was nogal veelomvattend. Kort gezegd kwam het er op neer dat de regionale brandweer hulp bood bij branden en oefeningen en dat er toezicht werd gehouden op het materieel van de aangesloten gemeenten. Ook werd zorg gedragen voor de opleiding van het brandweerpersoneel van de aangesloten gemeenten. Iedere aangesloten gemeente nam aan de regionale brandweer deel met één of meer materieelgroepen. Onder een materieelgroep werd verstaan een autospuit of een motorspuit met trekker en toebehoren. Coevorden nam aan de regionale brandweer deel met één materieelgroep. alle slangen van de gemeentebrandweer werden door de regionale brandweer overgenomen. De gemeenten huurden per materieelgroep tenminste 500 meter bruikbare slang voor ƒ 1,- per meter per jaar. Daarnaast betaalden de gemeenten per materieelgroep ƒ 800,- contributie per jaar.

Stijging kosten

De regionale brandweer functioneerde een paar jaar naar tevredenheid van alle betrokkenen, maar in 1951 kwamen er problemen. De bijdrage van ƒ 800,- per jaar per materieelgroep bleek niet meer toereikend gezien de stijging van de loon- en reparatiekosten. Er werden voorstellen gedaan de bijdrage per materieelgroep te verhogen tot ƒ 1200,- per jaar. Hier hadden verscheidene gemeenten waaronder Coevorden bezwaar tegen.

Brandweercommandant de Bouter schreef aan burgemeester en wethouders dat bij zo’n verhoging het financieel aantrekkelijker was uit de regionale brandweer te stappen. Volgens de Bouter had dat geen grote gevolgen voor de Coevorder brandweer aangezien veel van de werkzaamheden van de regionale brandweer ook al door de Coevorder brandweer zelf gedaan werden of gedaan konden worden. Wel zou bij uittreding gezorgd moeten worden voor een eigen voorraad slangen.

Commissie

Zover kwam het echter niet. Er werd een commissie ingesteld die ging proberen een oplossing voor de gerezen problemen te zoeken. De commissie kwam tot de conclusie dat de bijdrage per materieelgroep niet verhoogd behoefde te worden als er enige taken werden afgestoten naar de gemeentelijke brandweren. Verder zou de controle van het materieel maandelijks kunnen geschieden in plaats van wekelijks. Aldus geschiedde. De bijdrage ging niet omhoog en Coevorden bleef in de regionale brandweer. Sinds 1944 beschikte de brandweer van Coevorden naast de motorspuit en de manschappen-trekkerwagen ook over een autospuit. De Bouter, brandweercommandant sinds 1949 constateerde dat er wel het één en ander aan de autospuit mankeerde. De spuit was echt van oorlogskwaliteit. Vlak na de oorlog was de pomp van de autospuit al eens vervangen voor ƒ 2400,-, maar in 1952 begon de motor kuren te vertonen en werd het tijd om ook de rest van het grote materieel goed onder handen te nemen.

Nieuw materiaal

De Bouter had grote plannen: een nieuwe manschappen-trekkerwagen, een nieuwe motor voor de autospuit en liefst vervanging van de motorspuit door een pomp op de manschappen-trekkerwagen. Na enig touwtrekken met Gedeputeerde Staten om de benodigde credieten moest de Coevorder brandweer het laatste laten schieten. Wel werden echter de motor van de autospuit vervangen en werd de motorspuit gereviseerd. Voorts kwam er een nieuwe manschappen-trekkerwagen. Iets meer dan een jaar later een nieuwe aanwinst. In 1954 had de brandweer toch toestemming gekregen een pomp te plaatsen op de manschappen-trekkerwagen. De brandweer had aanvankelijk een lagedruk voorbouwpomp op de auto willen plaatsen, maar de Bouter kwam met een ander idee. Naar zijn mening moest de brandweer afzien van nog een lage-druk-spuit. De brandweer had er immers al twee. Hij stelde voor over te gaan tot de aanschaf van een hogedrukspuit, een zogenaamde nevelblusinstallatie. Deze zou in de manschappen-trekkerwagen kunnen worden ingebouwd.

Een nevelblusinstallatie had volgens de brandweer de volgende voordelen:

  1. Het voor het blussen benodigde water kon door de spuit zelf worden meegenomen;
  2. Het blussen zou snel gaan aangezien het vuur door de gevormde nevel sterk zou worden afgekoeld en verstikt;
  3. Een beginnende brand zou snel kunnen worden bestreden zonder tijdverlies door het uitleggen van aanzuigslangen en dergelijke.

De gemeenteraad ging, na eerst advies te hebben ingewonnen bij de districtsinspecteur voor het brandwezen, akkoord. Er werd een krediet van ƒ 12500,- voor uitgetrokken. Wie het aankoopbeleid van de gemeente in de vijftiger jaren voor de brandweer bekijkt, krijgt de indruk dat de gemeente in die jaren bezig is een achterstand van decennia in te halen. Er werd veel meer geld aan reserve-onderdelen allerlei hulpstukken uitgegeven dan ooit tevoren.
Ook de aankoop van nieuw materieel nam een hoge vlucht.

Aankoopwoede

Bij de hierboven beschreven aankopen van nieuw materieel bleef het niet. De volgende aankoop werd een babyspuit, voor het nablus werk en het vullen van de tank van de nevelblusser. De aankoopwoede ging door. In 1956 werd een nieuwe autospuit gekocht ter vervanging van de oude. Deze nieuwe spuit kreeg zowel een lagedruk-voorbouwpomp als een hogedrukpomp. De brandweer en ook het college van burgemeester en wethouders vonden dat nu de vervanging van de brandweerladder aan de orde kwam. Coevorden had nu enkele flatgebouwen waarvan de bovenste verdiepingen niet met de oude Magirusladder bereikt konden worden. Ook het oude en brandgevaarlijke Nederlands Hervormde Rusthuis, dat tot de zolderverdieping werd bewoond door oude en soms hulpbehoevende mensen, gaf de brandweer de nodige zorgen.

De Bouter ging over tot actie en vroeg een krediet van ƒ 32.900,- voor een brandweerladder met een lengte van zeventien meter. Burgemeester en wethouders steunde de brandweer maar de gemeenteraad vond dat er de afgelopen jaren wel erg veel geld naar de brandweer was gegaan en vroeg zich af of die nieuwe grote uitgave wel nodig was. Deze bezwaren zinden de Bouter helemaal niet. Hij vond de aankoop van de ladder een noodzaak. In een drie pagina’s tellend rapport zette hij zijn standpunt uiteen. Hij besloot het epistel met de zin:

“De waarde van een mensenleven is niet in geld uit te drukken maar toch komt bij dit onderwerp de gedachte op: wat is een mensenleven waard?”

Dit rapport had de gewenst invloed, de raad ging akkoord. Eind 1958 was de brandweer in het bezit van de bij de firma Voigt & Company gebouwde ladder. De oude Magirusladder werd overgedragen aan gemeentewerken. Aan het eind van de vijftiger jaren bezat Coevorden een goed uitgeruste, tegen zijn taak opgewassen brandweer, mede dankzij een volijverige de Bouter en een voortvarend college van burgemeester en wethouders. Sinds die tijd is er nog veel veranderd. De opleiding van het personeel is beter geworden, het materieel is beter geworden. Ook zijn er nieuwe blusmiddelen toegevoegd aan het instrumentarium van de brandweer. Zo kreeg de Coevorder brandweer in 1973 de beschikking over een poederaanhanger. Een jaar daarvoor kreeg de brandweer de zo lang gewenste mobilofooninstallatie. Ook met de leiding is er iets veranderd. In 1973 kreeg de Coevorder brandweer voor het eerst een beroepscommandant, namelijk F.P. van der Hoff.

Bevrijding slachtoffer uit auto
Bevrijding van een slachtoffer uit een auto

Hiermee ben ik aan het eind gekomen van mijn verhaal over het wel en wee van de brandweer in Coevorden door de eeuwen heen. Vooral de laatste vijftig jaar was er sprake van een ontwikkeling die sneller werd naarmate het heden naderde. Dit verhaal is zeker niet compleet. Vele ontwikkelingen zijn niet vermeld. Enerzijds omdat het verhaal te technisch zou worden, anderzijds omdat de gegevens niet compleet genoeg waren om een verantwoord verhaal over te houden.

Dit verhaal is sterk gericht op de brandbestrijding en de taak van de brandweer. Daarnaast heeft de brandweer, zeker de hedendaagse, andere taken. Heel vaak rukt de brandweer ook uit als het om andere ongelukken gaat. Bij het bevrijden van mensen uit benarde posities, bij ongevallen met gevaarlijke en giftige stoffen, overal steekt de brandweer de helpende hand toe.

De brandweer, de hulpverlener bij uitstek!

Groepsfoto brandweerpersoneel 1998
Groepsfoto brandweerpersoneel 1998