Picardtreeks nummer 6
Door Mr. Q.N. Baron de Vos van Steenwijk (1976)
Mijnheer de slotvoogd, dames en heren,
Van de slotvoogden of kasteleins van Coevorden, die hier al dan niet geresideerd hebben, kennen wij er 60 bij naam. Ik wil ze de revue laten passeren. Dat kan uiteraard slechts vluchtig zijn, want met 10 minuten spreektijd betekent dit 10 seconden per slotvoogd!
Jurisdictie
De slotvoogd van Coevorden is tot zover als de oude kronieken en oorkonden reiken, steeds verbonden geweest met de jurisdictie over Drenthe, een jurisdictie, uitgeoefend namens de landheer. Als oudste titels voor deze belangrijke functionaris komen wij aanvankelijk titels als prefect, burggraaf, kastelein en judex tegen. Dan na de verdrijving van Reinolt IV van Coevorden door de bisschop, wordt het “kastelein van Coevorden en Ambtman van Drenthe”. Deze betiteling komt in diverse varianten voor, maar tot het jaar 1807, toen de slotvoogdij allang geen reële betekenis meer had, bleven de namen Coevorden en Drenthe in de titel verenigd. G.W. de Vos wordt in dat jaar als laatste benoemd tot “drossaert van Coevorden en de Landschap Drenthe”. Zijn opvolger meester Petrus Hofstede werd “Landdrost van het departement van Drenthe”.
Geslacht der Rudolfen van Coevorden
De eerste, die wij uit de oorkonden nemen, is een zekere Frederik van Coevorden, die in 1139 en 1141 genoemd wordt. Dan lezen wij in de “Narracio” van een Rudolf van Coevorden, die ruzie maakt met zijn buurman, de prefekt van Groningen, Egbert van Groenenberg. Deze ruzie is voor bisschop Herbert van Bierum een welkome aanleiding om de macht van zijn familie uit te breiden. Hij jaagt Egbert van Groeneberg en Rudolf van Coevorden naar huis en vervangt hen door zijn broers Leffart en Ludolf. In hoeverre broer Ludolf en zijn nageslacht in Coevorden stand gehouden hebben is niet geheel duidelijk. Er zijn aanwijzingen, dat de oude Coevordens weer teruggekomen zijn, want volgende generaties vertonen opnieuw de namen Rudolf en Frederik en niet Ludolf. Het was in die tijd ook niet zo makkelijk om gevestigde dynastieën uit het zadel te lichten. De hoge en late middeleeuwen waren de tijd van adelheerschappij, een heerschappij die zich uiteraard in steeds zwakkere vorm, tot in het midden van de vorige eeuw, tot de grondwetswijziging van 1848, heeft doen gelden.
Het geslacht der Rudolfen van Coevorden stierf in 1231 uit met de Rudolf, die in Hardenberg op verraderlijke wijze door de mannen van de bisschop werd vermoord. Zijn dochter Eufemia werd een jaar later uitgehuwelijkt aan Henrick, heer van Borculo, een machtige edelman uit de graafschap Zutphen. Zijn zoon noemde zich nog heer van Borculo en burggraaf van Coevorden en zegelde met de drie bollen van Keel; hij sneuvelde in de slag van Woeringen in 1288. Zijn tweede zoon, Reinald I, erfde Coevorden, nam die naam over en het wapen der oude Coevordens; in goud drie adelaars van Keel (rood).
Reinolt IV
In het midden der 14e eeuw kregen de heren van Coevorden Drenthe in pand van de bisschop, die geld nodig had en Reinolt IV ging zich steeds meer als soeverein heer van Drenthe gedragen; hij tiranniseerde daarbij niet alleen de Drentse bevolking, maar ook die van Salland. Bisschop Frederik van Blankenheim heeft Reinolt aangeboden het pandschap te lossen, maar deze wilde er niet van horen. Toen heeft de bisschop een leger op de been gebracht, mede met hulp van Kampen, Deventer en Zwolle, de “drie hoofdsteden” van Salland. Het beleg is geslagen voor Coevorden. De burcht werd verdedigd door Johan van Hundeberch, een Noord-Drentse edelman. Reinolt van Coevorden zelf was op rondreis om hulp in te roepen van zijn vrienden. Dat waren er vele. Allereerst wist hij aan zijn zijde de Bronckhorsten, met welke familie hij verwant was. Hij was namelijk gehuwd met Mabelia van Buren, dochter van Allard van Buren en Beusichem en Elisabeth van Bronckhorst.
De grote namen uit die familie waren Gijsbrecht van Bronckhorst, heer van Borculo en een andere Gijsbrecht tot Batenburg.
Het beleg heeft 6 weken geduurd, toen gaf Johan van Hundeberch op de nodige voorwaarden de burcht over. Een van die voorwaarden was dat hij zelf financieel schadeloos gesteld werd voor zijn moeite. Dat kon in die tijd! Na lang onderhandelen tussen de bisschop en Reinolt van Coevorden, waarbij de hertog van Gelre bemiddelde, kwam in 1396 het akkoord tot stand. Reinolt ontving een grote som geld. Aan de Drenthen en Sallanders beloofde de bisschop dat hij een ambtenaar, tevens slothoofd, zou benoemen in overleg met de drie steden Kampen, Deventer en Zwolle en de afgevaardigden van de Drentse bevolking en dat deze persoon afkomstig zou zijn uit Drenthe of Salland.
Sweder van Heeckeren genaamd Rechteren
Dan volgt de eerste benoeming en wel van een zeer vooraanstaand edelman uit Salland, namelijk Sweder van Heeckeren genaamd Rechteren. U zult de keuze begrijpen als ik u zeg dat Sweders vader zich een halve eeuw eerder had opgeworpen tot hoofd van de partij, die hertog Reinoud van Gelre steunde in de strijd tegen zijn jongere broer Eduard, die op zijn beurt de steun had van de heren van Bronckhorst en hun aanhang. De Bronckhorsten waren de verwanten van de afgezette Reinald van Coevorden en niets van wat naar Bronckhorst riekte mocht meer op het kasteel Coevorden Komen. De Heeckerens, van origine afkomstig uit het land van Kleef, daarna de Graafschap Zutphen, waren door huwelijk van Sweders vader met Lutgarde van Voerst in bezit gekomen van het kasteel Rechteren bij Dalfsen. Zelf was hij gehuwd met Sophia van Groesbeek, dochter van Zeger van Groesbeek, heer van Heumen.
Toen Sweder in 1404 overleed heeft zijn broer Frederik de functie een jaar lang waargenomen.

Johan van Buchhorst
In 1405 zien wij geen Drent opvolgen, maar weer een Sallander. Het was Johan van Buchorst. Ook hij behoorde tot de Heeckerenpartij. Van zijn vader wordt vermoed, dat deze in 1361 gesneuveld is voor Tiel, waar hertog Reinoud door zijn broer werd verslagen. Bij zijn benoeming tot kastelein en drost stelde hij zich mede borg voor de 15.000 oude schilden, die de bisschop schuldig was te betalen te betalen aan Reinoud van Coevorden. Zijn zoon Johan III van Buchorst was weer gehuwd met een van Heeckeren-dochter.
Herman van Haersolte
Ook na het overlijden van Johan van Buchorst komt weer een Sallander. Het is Herman van Haersolte, man uit een adellijk geslacht, zoals er vele in Drenthe en Overijssel waren. Wat de reden voor zijn benoeming is geweest heb ik nog niet kunnen uitvinden. Ik denk, dat hij de bisschop geld heeft geleend of ook borg stond voor de schulden van de bisschop. Het enige wat ik vond was, dat hij in 1399 met zijn broer in de ban was gedaan, door wie staat er niet bij, en dat de heren zich los mochten kopen voor 30 Gelderse gulden, inclusief bodeloon.
Ook staat hij in 1413 borg voor de broers Van Kuinre, die blijkbaar het geld voor hun heerlijkheid, die zij in 1407 hadden verkocht aan de bisschop, nog niet ontvangen hadden.
Derk van Voerst
Zijn opvolger is Derk van Voerst. Ook de Van Voersten behoorden tot de partij der Heeckerens. Van Derk is bekend, dat hij met geldelijke steun van Frederik van Heeckeren het kasteel van Coevorden hersteld heeft.
Frederik van Heeckeren
Na zijn overlijden in 1420 treedt Frederik van Heeckeren genaamd Rechteren aan als drost en blijft dit 12 jaren. Heeft hij veel in dit huis vertoefd?
In het archief van Rechteren lees ik dat de wijbisschop aan hem en aan zijn moeder toestaat om op een draagbaar altaar op het huis Rechteren, gelegen in de parochie van Dalfsen, de mis te celebreren.
Hij was een zoon van de eerste drost en heer van Rechteren, Heeckeren (bij Goor) en Rhaan. Zijn vrouwe was een zeer rijke erfdochter, Cunegonda van Polanen, vrouwe van Voorst en Keppel. Zij erfde bovendien nog de heerlijkheid Asperen, gelegen op de grens van Holland en Gelre. Door dit huwelijk werd hij naast lid van de Ridderschap van Salland ook lid van Ridderschap van Zutphen. We zien hem dan ook herhaaldelijk in Gelre optreden. Zo trad hij in 1436 toe tot het verbond van de Ridderschap en steden van Gelderland.
Met zijn huwelijk in 1432 kwamen zijn belangen zodanig elders te liggen, dat hij het Kasteleinschap van Coevorden overdroeg aan zijn broer Seger van Heeckeren.
Adolf van Haeren
In 1442 komt er een nieuwe ambtman. Het is Adolf van Haeren. Ha, zult u zeggen, eindelijk een Drent. Ja, van geboorte was een Noord-Drent. Hij werd ook in 1408 met 14 andere Drentse edelen opgeroepen om te getuigen in het proces Mensinge te Roden. Uitgemaakt moest worden of de nieuwe eigenares van Mensinge “van den schilde geboren” was. Maar Adolf of Alef van Haeren was door zijn huwelijk geheel Overijsselaar. Zijn vrouw heette Sophia van Heeckeren en was een dochter van Frederik. U begrijpt het al. Alef van Haeren werd kastelein en ambtman, niet omdat hij een Drentse edelman, maar als Sallander en gehuwd in de clan der Heeckerens.
De Stellings
In 1450 wordt hij opgevolgd door Wolter Stelling.
Wolter Stelling was drost van IJsselmuiden, zoon van Johan Stelling, genaamd Hillingberg en een onbekende moeder. Van zijn eerste vrouw weten we de naam niet, van zijn tweede vrouw alleen de voornaam Mechtelt. Deze onbekendheden in het midden der 15e. eeuw zeggen de ingewijde genealoog, dat wij hier met een man uit een niet al te belangrijk geslacht te maken hebben, weliswaar riddermatig, niet behorend tot de heffe des volks, maar laten we het noemen tot de heffe des adels. Blijkens hun wapen stamden de Stellings uit het geslacht Van IJsselmuiden. Een ding is duidelijk, Wolter Stelling had geld, hij was raad van de bisschop en drost van IJsselmuiden. De bisschop was hem veel geld schuldig en gaf hem tot zekerheid het kasteleinschap van Coevorden, het ambtman-rentmeesterschap van Drenthe plus de tollen van Coevorden.
Vanwege ditzelfde geleende bedrag volgde zijn zoon Johan hem in 1471 op. Hij was gehuwd met Belia van Coevorden, maar het geslacht van Coevorden had nu geen bijzondere betekenis meer.
Adolf van Heeckeren genaamd Rechteren
Na dit interregum van de Stellings volgt weer een Heeckeren. Het is Adolf van Heeckeren genaamd Rechteren en het is 1499. Adolf van Rechteren leefde bij 500 jaar geleden.
Nog steeds loopt er een Adolf van Rechteren rond, maar die is zakenman in Amsterdam. De slotvoogd Adolf van Rechteren was derde zoon van Otto van Heeckeren genaamd Rechteren. Doordat zijn beide oudere broers vrij jong stierven, werd hij in 1500 heer van Rechteren en …………. Van Almelo.
Een machtig man dus. Almelo was in 1470 door vader Otto gekocht van zijn kinderloze neef Egbert van Heeckeren alias van Almelo. Het was een heerlijkheid van aanzienlijke omvang.
De oudere broers van Adolf hadden oorlog gevoerd met Zwolle. Rechteren was genomen door de Zwollenaren en de broers hadden bij het vredesverdrag moeten beloven Zwolle nimmer meer te zullen overvallen, nimmer vijanden van de stad op Rechteren te zullen herbergen en het kasteel tot een open huis voor de stad te maken. Het laatste betekende dat Zwolle in tijden van gevaar een militaire bezetting op het huis mocht inkwartieren. Adolf is buiten het conflict gebleven. Hij wordt beschreven als :…..”zijnde van den besten adel in Overijssel ende bij een ieder seer lieftallig”.
Roelof van Munster
Hoe lieftallig ook, Adolf heeft van het kasteleinschap van Coevorden niet veel plezier gehad. Hij moest voortdurend strijd voeren tegen Roelof van Munster uit het huis Ruinen. Deze wist zich enige malen, dan met geweld, dan met list, van Coevorden meester te maken.

De bisschop van Utrecht heeft Adolf in 1505 uit zijn ambt ontslagen en zonder vooroverleg met de steden Roelof van Munster benoemd tot kastelein en drost. Er kwam zwaar protest van de steden en van de vrienden van Adolf van Rechteren. Het gaf niets. Roelof van Munster bouwde bij Meppel een tweede kasteel, de Kinkhorst, tegen alle Drentse privileges in. De Kampenaren hebben met 100 man dit kasteel genomen en geslecht. In 1512 kwam de bisschop zelf naar Coevorden maar werd op het huis niet toegelaten. Na veel praten en min of meer afgekocht te zijn door Adolf van Rechteren is Roelof van Munster gedwongen te vertrekken. Dat deed hij, maar nam alles uit dit huis mee. Ook vertrok hij niet alvorens hij in de gracht rond dit slot een noodbrug gereed had gemaakt. Van een afwezigheid van Adolf van Rechteren maakt Roelof van Munster gebruik om weer binnen te komen. Het werd voor Adolf van Rechteren verdedigd door Reinier van Coevorden, die werd doodgeslagen. Dit werd het begin van een complete oorlog in Drenthe en Overijssel, waarbij van Munster groter aantallen volk op de been bracht, het stadje Goor innam, overal plunderde en brand stichtte. Hij werd hierin gesteund door Graaf Edzard van Oost-Friesland alias van Emden.
Graaf Everwijn van Bentheim
Het is een lang verhaal, dat hiermee eindigde, dat de bisschop in juni 1513 Graaf Everwijn van Bentheim benoemd heeft tot kastelein en drost. Dit was een dapper edelman en wijs regent. Dan eindelijk, het is 1516, 120 jaar na het akkoord van 1396, trad de eerste Drent op het kasteel als slotvoogd aan.
Herman van den Clooster
Het was Herman van den Clooster, zoon van Herman van den Clooster tot Vledderingen en Lyse de Vos van Steenwijk. Zelf was hij gehuwd met Beate van Echten. Herman was voordien schout van Hasselt.
Frederik van Twickelo
Hij wordt in 1518 (na overlijden?) opgevolgd door Frederik van Twickelo een machtig Twens edelman; het enig Drentse aan hem was zijn vrouw, Rudolfa de Vos van Steenwijk. Frederik van Twickelo, niet zo jong meer, heeft Coevorden in 1522 moeten verdedigen tegen de kleine Napoleon van oostelijk Nederland, hertog Karel van Gelre. Het is hem niet mogen gelukken het slot te behouden, ook niet nadat hij heel Coevorden had afgebrand om het de vijand moeilijker te maken. Zelf wilde hij zich niet overgeven, maar liever het slot in de lucht laten vliegen. De grijze slotvoogd is toen door zijn eigen mensen gevangen genomen. Hij kwam in Gelderse gevangenschap en heeft zich voor 1200 Emder gulden moeten vrijkopen.
Johan van Selbach
Coevorden en Drenthe bleven 14 jaren (1522-1536) in Geldersen handen onder een Gelderse kastelein en drost, genaamd Johan van Selbach. Hij moest 10 paarden en 30 krijgsknechten houden en ontving 150 goudgulden per jaar en de 5e penning van de boeten. Maar het Bourgondisch-Habsburgse huis was aan het oprukken. De bisschop van Utrecht had inmiddels zijn werkelijke macht over het Sticht en Oversticht aan keizer Karel V overgedragen. Het was nu nog maar een kwestie van tijd eer diens veldheer George Schenck van Toutenburgh de Gelderse troepen zou wegjagen.
Schenck
In 1536 viel Coevorden. Schenck, die in eerste echt gehuwd was met de erfdochter van Batinge, Anna de Vos van Steenwijk, werd stadhouder en drost van Drenthe. Op de dag van de overgave van Coevorden benoemde Schenck zijn aangetrouwde neef Coenraad de Vos van Steenwijk tot waarnemend drost. Van deze en andere benoemingen rapporteerde hij onmiddellijk aan Brussel aan keizer Karel V en aan diens zuster Maria, die “regentes en gouvernante” genoemd wordt in onzen landen van herwaartover”. Keizer Karel was snel in antwoorden. Bij decreet van 24 november 1536 werd Schenck benoemd tot ambtenaar van Coevorden en stadhouder van Twente overwegende de grote, aanmerkelijke en menigvuldige diensten, die onze lieve en getrouwe Ridder van onze orde (’t Gulden Vlies), raad. kamerling en stadhouder-generaal van Friesland en Overijssel ons gedurende lange jaren bewezen heeft en nog altijd dagelijks bewijst en nu onlangs, dat hij met zijn vroomheid, wijsheid, arbeid, zorg een naarstigheid, de sterkte het slot en de heerlijkheid van Coevorden en het land van Drenthe met andere steden en sterkte door middel van wapenen onder onze gehoorzaamheid heeft gebracht” (Magnin III-117).
Op 25 augustus 1538 werd dit alles nader gepreciseerd en werd Schenck benoemd tot drost en rentmeester van Drenthe en tot kastelein van het huis en slot te Coevorden. In deze laatste akte komt niets over het stadhouderschap voor. Coenraad de Vos is in 1538 afgetreden omdat, volgens Magnin, Schenck hem te karig bezoldigde (idem pagina 128).
Christiaan van Oldenhuis
Hij is in 1538 opgevolgd door Christiaan van Oldenhuis, heer van Welbergen, eem Bentheims edelman. Zijn slot ligt nog steeds bij Langenhorst in Westfalen, waar het te bezichtigen is. Hij was gehuwd met Agnes de Vos van Steenwijk en daarmee gegoed in zuid-west Drenthe. Als “drost en drostinne” komt het echtpaar voor in Coevorder archieven. Trouwens haar kent u al uit het gedicht van Roel Reyntjes:
“in Coevern op ’t Kasteele, doar hebt sie resideert, as Drost en as Drostinne die beide- hóógvereerd”.
Reynolt van Burmania
Van Oldenhuis is in 1539 opgevolgd door Reynolt van Burmania, waarnemend drost tot het overlijden van stadhouder Schenck van Toutenburgh, daarna drost tot zijn dood in 1557. Burmania was een Fries en werd met het hoge ambt vereerd wegens zijn trouwe diensten bij de verovering van het kasteel Coevorden op de Geldersen. Hij is in 1557 in een der kerken van Coevorden begraven.
Engelbert van Ensse
Benoemd werd nu door koning Philips II Engelbert van Ensse, een landzaat en edelman uit Salland. Op 8 januari 1558 legde hij de eed van trouw af in handen van de drie steden. Hij was ten tijde van zijn benoeming raad in het College van Kanselier en Raden van Overijssel en tevens rentmeester van Salland. Ook moest Van Ensse de ambtseed doen aan de Rekenkamer van Holland en als kastelein van Coevorden aan de stadhouder Jan van Linge, graaf van Arenberg.
Jarich van Botnia
Na de dood van Van Ensse in 1567 benoemde Philips II de Fries Jarich van Botnia tot drost en kastelein. Van Botnia had zijn koning altijd trouw gediend, onder andere bij het uitroeien van de predikanten in Franeker. Hij werd noch door de drie steden, noch door de Drenten geaccepteerd, omdat hij geen Drent of Sallander was. Zij protesteerden tevergeefs bij de landvoogd, toen de hertog van Alva. Bij gelegenheid van de eerste zitting van drost en 24 Etten werd ter plekke een protest tegen de aanwezigheid van Botnia ingediend door de “erentfeste” Johan van den Clooster, Jan van Echten, Hendrick de Vos van Steenwijk en Roelof van de Clooster tot Vledderinge, Leden van de Ridderschap, tevens gedeputeerden van Drenthe. Het gaf allemaal niets of de Drenthen beweerden dat hij ook nog ongeschikt was voor zijn taak.
Evert van Ensse
Eindelijk in 1576 zag Evert van Ensse, zoon van de voormalige drost Engelbert van Ensse, kans om van Philips II een aanstelling tot drost los te krijgen, maar de koning zou hem hiervoor 6¼% rente betalen en jaarlijks 4.000 gulden aflossen. Van Ensse noch diens weduwe en zoon hebben hier van ooit een stuiver terug gezien. Gewapend met zijn akte van aanstelling meldde Evert van Ensse zich op de lotting van Pinksteren 1576 in de kerk van Rolde op dag een uur, dat drost en 24 Etten daar gezeten waren om recht te spreken. Jarich van Botnia wist nog van iets en er ontstond een hevige woordenwisseling. Hieraan heeft Van Ensse een ietwat apart einde gemaakt. Daar Van Botnia niet kon gaan of staan van de jicht heeft Van Ensse hem met stoel en al opgepakt en buiten op het kerkhof gezet, waar hij de ander luid scheldend achter liet. De 24 etten hebben dit alles met welgevallen en inwendig leedvermaak gevolgd: de zitting ging gewoon door, nu onder leiding van Van Ensse.
Van Ensse heeft het niet goed kunnen vinden met de stadhouder, de graaf van Rennenberg. Hem werd verweten dat hij noch de koning noch de rooms-katholieke eredienst erg was toegedaan. Hij moest in 1579 het veldruimen.
Jarich van Botnia is op 71 jarige leeftijd in 1576 geschilderd door Adriaan Cronenburg. Het portret dat thans hangt op het kasteel Panshanger in Hetford, Engeland, vertoont een gebogen figuur in lange rok. Aan zijn gezicht is te zien, dat hij het moeilijk had. Hij heeft vele jaren gewoond op Holtinga State en stierf te Groningen in 1585.
Wordt vervolgd.