Omstreeks 1850 bestond er een tweetal plannen om de Drentse kanalen te verbinden met het kanalenstelsel van Overijssel. Er was een plan voor een kanaal van Hoogeveen over Dalen naar Coevorden en één van Nieuw-Amsterdam naar Coevorden. Voor beide plannen werd een concessie aangevraagd. Pogingen om de beide concessie-aanvragen te verenigen mislukten. Eerst in 1880, nadat er een traktaat met Duitsland was gesloten over de aansluiting van de Duitse en Nederlandse kanalen, bepaalde de Minister zijn keuze tussen de beide plannen.
Concessie
Concessie werd verleend voor de aanleg van een kanaal van Coevorden naar Nieuw-Amsterdam1. De regering zegde een subsidie van 50% in de geraamde kosten van ƒ 310.000,- toe. De Provincie stelde een bedrag van ƒ 50.000,- ter beschikking. De concessie werd overgedragen aan de inmiddels opgerichte NV Stieltjeskanaal Maatschappij. Het kanaal was ontworpen vanuit de binnenvestinggracht te Coevorden tot aan de Zijtak te Nieuw Amsterdam.
Kanaal
In 1882 werd met het graven van het kanaal begonnen. Het gehele werk, waaronder twee sluizen en vier draaibruggen, kwam in het najaar van 1884 gereed. De betekenis van het kanaal betrof niet alleen de scheepvaartverbinding met Overijssel, maar gold eveneens voor de afwatering. De uitermate lange Hoogeveensche Vaart kende geen mogelijkheid van afwatering naar de Vecht, alle water moest naar Meppel worden afgevoerd. Het Stieltjeskanaal opende de mogelijkheid voor afvoer van water in zuidelijke richting.
Voorwaarden
Eén van de voorwaarden verbonden aan de provinciale subsidie was, dat er een regeling tot stand moest komen waardoor het kanaal dienstbaar zou worden gemaakt aan de waterafvoer2. Daarbij moest de Drentsche Kanaal Maatschappij gevrijwaard worden tegen te nadelig waterverlies van de Hoogeveensche Vaart. Deze laatste voorwaarde zou een struikelblok vormen tussen de Provincie en de Maatschappij. De Maatschappij zag zich door deze bepaling beknot in het schutten van schepen in droge tijden en vreesde een nadelige positie ten aanzien van haar concurrent, de Drentse Kanaal Maatschappij. Zij aanvaardde liever het verlies van een deel van de provinciale subsidie, dan dat zij zich in het beheer van het kanaal liet beperken.
Inhoud Picardtreeks 20
- 20: De oorspronkelijke loop der rivieren
- 20: De waterstaatkundige situatie
- 20: Een eerste poging tot verbetering van de afwatering
- 20: Klachten vanuit Duitsland
- 20: Het verbeteringsplan van 1832
- 20: Het verbeteringsplan van 1842
- 20: Het Algemeen Plan van Kanalisatie der provincie Drenthe
- 20: De dreiging van de Dedemsvaart
- 20: Een plan voor verbetering van de Kleine Vecht
- 20: Plannen voor een afwaterings- en scheepvaartkanaal naar de Vecht bij Ane
- 20: De Coevorder Kanaalmaatschappij; het kanaal Coevorden-De Haandrik
- 20: De Lutterhoofdwijk
- 20: Het kanaal Coevorden-Alte Picardië
- 20: Het Stieltjekanaal
- 20: De ondergang van de Coevorder Kanaal Maatschappij
- 20: Nabeschouwing
- Concessie voor de aanleg van het Stieltjeskanaal, Koninklijk Besluit van 11 april 1880, nummer 20 [↩]
- Gedeputeerde Staten, 25 januari 1884, nummer 29, 1 februari nummer 37, 22 februari nummer 26, 21 maart nummer 10, 4 april nummer 4, 10 april nummer 35, 25 april nummer 29, 27 juni nummer 27, 19 september nummer 40 en 12 december nummer 30 [↩]