Picardtreeks nummer 13 door H.D. Minderhoud
Kent u de algemene begraafplaats in Coevorden? Een oord van rust, keurig aangeharkte paden, prachtige struiken, hoge bomen! Alleen wat zingende vogels verbreken de stilte. Hier komt de mens tot inkeer en tot nadenken, hier komt hij ook tot een ontmoeting met de vóór hem geleefd hebbende generaties. De historisch geïnteresseerde Coevordenaar vindt hier tal van oude bekenden terug!
Rechts van de ingang liggen ze: de vele vooraanstaande burgers, de belangrijke families met de klinkende namen uit de recente Coevorden geschiedenis. Hier zijn de laatste rustplaatsen van burgemeester van der Lely, van Aleida Kramer, van Berend Slingerberg – patriot en burgemeester-, van de families Kramer, Rikkers, van Holthoon en nog vele anderen. Zij allen liggen begraven onder monumentale graftekens en eerbiedwaardige, verweerde zerken.

Temidden van deze indrukwekkende verzameling stoffelijke resten bevindt zich, heel opvallend, een eenvoudig graf, omgeven door een verroest ijzeren hekje. Geen grafsteen, slechts een simpele zwarte gedenkplaat aan het hek bevestigd, vermeldt dat hier begraven liggen: Hendricus Cornelis Everdina Josephus Krijthe en zijn echtgenote Johanna Everdina Boerrigter. Een treffend beeld: Evenals tijdens zijn leven neemt Krijthe, ook in de dood, een aparte plaats in tussen de Coevorder notabelen. Hij hoort er wel bij, maar hij wordt slechts geduld, niet als gelijkwaardig geaccepteerd. Hoewel hij ongetwijfeld in vele opzichten met kop en schouders boven verschillende van zijn zeer geachte tijdgenoten uitstak.
Hendricus Cornelus Josephus Krijthe was een zeer bijzonder mens en bijzondere mensen staan vaak alleen in het leven. Zijn karakter speelde bij dat alleen zijn, een grote rol. Hij was eigenzinnig en eigenwijs en dus altijd overtuigd van zijn eigen gelijk. Verder was hij een wonderlijk mengsel van tegenstellingen. Socialist en tegelijk een vertegenwoordiger van de bezittende klasse een ongelovige en tegelijk een bewonderaar van Jezus Christus. En dan levend in het liberale en trouw-kerkelijke Coevorden aan het eind van de negentiende eeuw, een Coevorden vol met achtenswaardige notabelen, brave werklieden en gezapige burgers. Bepaald geen vruchtbare voedingsbodem voor de voor die tijd revolutionaire ideeën, die Krijthe door woord en geschrift meende te moeten uitdragen.
Hoe was Krijthe geworden, zoals hij was?
Hij werd in 1825 in Arnhem geboren en zijn diepgelovige moeder voedde hem op in de gedachtewereld van het streng-orthodoxe Calvinisme. Dit geloof werd echter danig aangetast, toen Krijthe op twintigjarige leeftijd naar Duitsland vertrok en in Maagdenburg de moderne predikant Uhlich ontmoette. Deze om zijn overtuiging afgezette dominee predikte een ethische-socialistisch Christendom, dat Krijthe enorm aansprak. Een Christendom, wars van vastgeroeste dogma’s en overgeleverde geloofswaarheden. De mens was niet “geneigd tot alle kwaad”, maar juist geneigd het goede te doen en de liefde tot de naaste was de kern van het Evangelie. Verstandelijk denken moest het geloof in bovennatuurlijke verschijnselen en wezensvormen vervangen. Oude thema’s zeggen we nu al, maar in die tijd waren ze wereldschokkend en vooral in Duitsland voor kerkelijke én wereldlijke autoriteiten bepaald weerzinwekkend.
Vandaar dat in verschillende Duitse staten zeer streng tegen de zogenaamde “modernen in de kerk” werd opgetreden. Onder invloed van Uhlich werd Krijthe langzamerhand een overtuigd socialist, begaan met het lot van de in de opkomende industrie en de in het veen zwoegende, uitgebuite arbeiders. Wel een zeer merkwaardige socialist overigens, een socialist met een eigen landgoed en verder ook niet onbemiddeld. Hij kocht namelijk omstreeks 1850 in het Laar het herenhuis “Wolda”, waarbij een vrij grote oppervlakte aan bouw- en weiland behoorde.
Toen hij zich in 1870 met zijn gezin in Coevorden vestigde, leefde hij voornamelijk van de pacht van dit landgoed èn van zijn kapitaal. Dit laatste moet toch niet onaanzienlijk geweest zijn, daar in een afwijzende raadsbeschikking op een bezwaarschrift tegen zijn belastingaanslag over 1887 gesteld werd, dat hij: “ongeacht eigen vermogen, van de zijde zijner vrouw f 40.000,- bezit”. Verder dreef hij, alweer volgens genoemde raadsbeschikking ten behoeve van zijn zoon: “een bloeiende zaak in een perceel op één der beste standen!” Niet onmogelijk is dat in dit raadsverslag Krijthes financiële positie opzettelijk wat te rooskleurig werd voorgesteld, tenslotte was hij niet zo erg getapt bij de heren raadsleden. Feit is echter wel, dat hij in Coevorden bepaald niet tot de eenvoudige, hardwerkende middenstand behoorde.
Atheïst
Ook onder invloed van Uhlich had Krijthe tevens zijn Calvinistische overtuigingen verlaten en dat op een nogal radicale manier. Hij werd atheïst en loochende dus voortaan het bestaan van God. Merkwaardig was echter, zeker in die tijd, dat hij een grote bewondering bleef koesteren voor de persoon van Jezus Christus, niet voor diens verlossingswerk, maar wel voor diens liefde tot de naaste. Merkwaardig was ook, dat hij nooit helemaal brak met de kerk en dan in die zin, dat hij zich aansloot bij de Nederlandse Protestantenbond, aan het eind van de negentiende eeuw tocht dé samenbundeling van vrijzinnig-Hervormde geesten, die streed tegen de opnieuw opkomende orthodoxie. Aldus uitgerust met deze aardse bezittingen en deze geestelijke bagage deed Krijthe zijn intrede in het burgerlijke Coevorden. Als hij zijn ideeën nu maar voor zich gehouden had en zich braaf had gevoegd in het vastgeroeste leven van de Coevorden Middenstand, was hij wellicht een zeer geacht burger geworden.
In plaats daarvan echter stak hij zijn mening tegenover niemand onder stoelen en banken. Niet tegenover burgemeester van der Lely en diens liberale medebestuurders, niet tegenover de eerwaarde predikant van de Hervormde Kerk en ook niet tegenover de bestuurders van de in 1873 opgerichte werkliedenvereniging “Door Eendracht Sterk”. En die mening werd altijd zeer nadrukkelijk en welhaast arrogant naar voren gebracht!
De eenzame in Drenthe
Nee, Krijthe viel de heren in Coevorden niet mee! De liberale notabelen vonden in hem niet de bemiddelde medestander en mede-bedisselaar. De vrijzinnige predikanten vonden in hem een man, die nooit ter kerke ging én die bovendien in het blad van de Nederlandse Protestantenbond “De Hervorming”, de meeste afschuwelijke dingen over het bestaan van de kerk schreef. De werklieden tenslotte begrepen zijn hoogdravende discussietoon niet en konden hem bovendien ook onmogelijk als één der hunnen beschouwen. Hij bezat tenslotte geld en goederen en bleef in hun ogen een rijkaard met mooie praatjes.
Zo kon het haast niet anders of Krijthe werd in Coevorden een alleenstaande figuur, een roepende om de woestijn of, zoals hij zelf eens schreef: “De eenzame in Drenthe”. Eerlijkheidshalve moeten we natuurlijk toch nog wel stellen, dat deze eenzaamheid mede veroorzaakt werd door zijn eigen houding en optreden.
Niets kon Krijthe weerhouden zijn ideeën uit te dragen en hij deed dat in woord en geschrift. In woord: als spreker op de vergaderingen van de Sociaal-Democratische Bond en als ijverig deelnemer aan de discussies op de bijeenkomsten van de Nederlandse Protestanten Bond. Zijn neiging tot steeds maar gelijk willen hebben, werd hem uiteraard niet in dank afgenomen. Als Krijthe tijdens vergaderingen het woord kreeg, hielden de meeste deelnemers hun adem in en hun hart vast. Vaak werd hij geïnterrumpeerd, soms uitgejoeld, soms ook genegeerd! Als schrijver van kranten- en tijdschriftartikelen echter kwam Krijthe veel beter tot zijn recht.
Domela Nieuwenhuis
Omstreeks 1880 was hij in contact gekomen met Domela Nieuwenhuis, de grote landelijke voorvechter van het opkomend socialisme. Een uitgebreide briefwisseling ontstond en het moet voor Krijthe een geweldige gebeurtenis geweest zijn toen door zijn toedoen in 1882 Domela een spreekbeurt vervulde voor de Coevorder Werkliedenvereniging. Door Domela Nieuwenhuis kreeg hij nu ook gelegenheid regelmatig artikelen te schrijven in “Recht voor allen”, het socialistische strijdblad en in “De Werkmansbode”. Verder schreef hij, het is reeds gezegd, nu en dan in “Hervorming”, in “De Klok”, het weekblad van de Friesche Volkspartij, en in “De Tolk van de Vooruitgang”, een Rotterdams vrijdenkersorgaan.
In al deze bijdragen gaf hij blijk van zijn enorme bewogenheid met de levensomstandigheden van de veenarbeiders en de kanaalgravers, die vaak in de diepste ellende verkeerden. Het recht op arbeid, het recht op ondersteuning en het algemeen stemrecht, door Krijthe allemanskiesrecht genoemd!, werden door hem hartstochtelijke en indringend bepleit. Ook het recht op de vrijheid van onderwijs voor Confessioneel – denkenden werd door hem voorgestaan. Geen wonder, dat hij met deze stellingname de heersende liberalen danig tegen de haren instreek. Deze stelden immers, dat de rijken in kommervolle tijden de armen moesten voorthelpen, dat het stemrecht bij de hogere, ontwikkelde burgers moest blijven berusten en dat het onderwijs een zaak van de overheid was. Wie een andere dan de openbare school wenste, moest die zelf maar betalen. Krijthe nam geen blad voor de mond. De ultra-moderne dominees, die openlijk verkondigden Christus’ verlossingswerk als een fabeltje te beschouwen, kregen van hem te horen dat zij dan de consequenties maar moesten aanvaarden en de kerk behoorden te verlaten.
“Ondezelijk” noemde hij de houding van sommige van de predikheren, die ook nog durfden te stellen, dat ze om “de hap” in de kerk bleven. Toch was het juist een liberaal, die Krijthe dé grote kans gaf zijn boodschap uit te dragen. Mr. Jan Albert Willinge Gratama, redacteur, eigenaar van de Asser Courant, gaf zijn Coevorder tegenstander alle gelegenheid in zijn blad te publiceren. Hierbij een treffend voorbeeld gevend van zijn liberale gezindheid, vrijheid van meningsuiting voor iedereen! Willige Gratama behield zich uiteraard wel het recht voor, op Krijthes artikelen in te gaan en hij maakte daar dan ook uitvoerig gebruik van. Zo ontstond in de provinciale Drentse pers een interessante discussie, die ons nu een goed beeld geeft van de twee tegenovergestelde meningen over de sociale problemen aan het eind van de negentiende eeuw.
Armoede en honger
De liberale en ook de kerkelijke opvatting, sinds jaar en dag verkondigd, aanvaardde armoede en rijkdom als een van God gegeven feit. De rijken waren zedelijk verplicht, als de nood aan de man kwam, te zorgen voor ondersteuning en daar onttrokken ze zich ook beslist niet aan. Zo werd bijvoorbeeld in januari 1891 in Coevorden een comité gevormd, dat zich ten doel stelde aan de kinderen van werkloze arbeiders warme maaltijden te verstrekken. De leden waren de dames Weijs, Lokker, Brinkman, Visser, Zwart, Boom, van der Meer, Roos en van der Lely, allen echtgenotes van Coevorder notabelen. Krijthe verweerde zich furieus tegen dit soort liefdadigheid, hoe goed ook bedoeld. Geen ondersteuning uit welwillende bewogenheid, maar het recht van overheidswege geholpen te worden, bepleitte hij. En vaak kwam hij daarbij in zijn verontwaardiging over de toestand van de arbeiders tot bepaald lyrische uitspraken.
Zo schreef hij in de Asser Courant: “Het volk heeft honger, grooten honger; beide, zoals men het noemt, naar lichaam en ziel, en het is koud, verschrikkelijk koud!” Willinge Gratama, die zich beijverde door allerlei akties de arme medemens te helpen, was zeer verontwaardigd en reageerde op Krijthes artikel als volgt: “Gij spreekt, mijnheer Krijthe, van honger, groote honger, koude, bittere koude en tevens van koude harten, baatzucht, schraapzucht. Hoe durft gij het wagen, nu bijna ieder van de bezittende klasse in ons vaderland zich opmaakt, om den noodlijdende te helpen!”.
Bijbelse teksten
Vaak haalde Krijthe, om zijn mening te staven bijbelteksten aan en hij schuwde daarbij krasse gevolgtrekkingen niet. Zo citeerde hij eens Christus “waarschuwing: “Het is lichter, dat een kameel gaat door het oog van een naald, dan dat een rijke komt in het rijk Gods”, waarna hij dit bijbelwoord toeschreef aan “de gekruisigde Communist van Gallilea”. Een toevoeging, die in die tijd voor velen gelijk stond met Godslastering. Veel van zijn lezers nam hij ook tegen zich in door zijn wijze van schrijven, waarbij hij maar steeds gelijk wilde hebben. Zijn zelfingenomenheid werd in de Asser Courant eens door een anoniem gebleven ingezonden stukken-schrijver met het volgende rijmpje aan de kaak gesteld. “Wat er verkeere, verga of verslijte! Nooit de bewondering van Krijthe……….. voor Krijthe”. Een gedicht, dat ongetwijfeld velen veel genoegen gedaan zal hebben.

Profeet van Coevorden
In 1891 verhuist Krijthe naar Hardenberg om in 1892 al weer terug te keren naar Coevorden. Na die terugkeer wordt het stiller om hem heen. Hij krijgt zorgen om zijn zoon, die in zaken is gegaan en hem voor zware financiële offers stelt. Hij heeft zorgen om de arbeidersbeweging die revolutionaire karaktertrekken gaat vertonen, terwijl Krijthe op democratische wijze het maatschappelijk systeem wil veranderen. Domela Nieuwenhuis, zijn grote vriend, stelt hem teleur en Krijthe wijst hem, rechtlijnig als hij is, terecht. Ook Domela wil immers de revolutie! Toch blijven beiden, ondanks soms scherpe schriftelijke verwijten over en weer, elkaar trouw in een goede vriendschappelijke verstandhouding.
Op 16 mei 1902 sterft Krijthe na een langdurig ziekbed, zacht en kalm, 77 jaar oud. Een groot Coevordenaar ging heen! Hij werd de profeet van Coevorden genoemd en een betere erenaam is moeilijk voor hem te vinden. Als een goed profeet stond hij idealen voor, die pas later, na zijn dood, bewaarheid zouden worden. Het recht op een menswaardig bestaan voor iedereen, het “allemanskiesrecht”, de vrijheid van onderwijs, het zijn thans allemaal vanzelfsprekende verworvenheden.
Als een goed profeet ook, viel hem het lot ten deel, alleen te staan en toch in die eenzaamheid te blijven getuigen van zijn opvattingen. Ondanks minachting, onbegrip en vijandschap, ook in zijn naaste omgeving. Als profeet ook trachtte hij zijn tijdgenoten er van te doordringen dat Christus ook daadwerkelijk de liefde tot de naaste predikte en niet alleen voor gelovigen de hoop op het eeuwige leven bewerkstelligde. Om zijn visie, om zijn strijd, maar vooral om zijn volharding verdient hij onze waardering en bewondering. Meer dan hij tot nu toe in zijn woonplaats heeft gekregen.
Of zou ook hier “een profeet in zijn vaderstad” niet geëerd mogen worden….
