De tegenkanting van Overijssel deed Coevorden vragen om een plan van beperktere omvang. Men dacht aan een plan, dat zich zou beperken tot de verbetering van het in Drenthe gelegen deel van de Kleine Vecht of zonodig tot de aanleg van een nieuw kanaal van Coevorden tot de provinciale grens1. Deze plannen zijn in de jaren 1847–1848 opgemaakt. Het plan was uiterst eenvoudig en werd zonder de grondaankopen begroot op ƒ 4.092,-.
Heel opmerkelijk was de benadering van deze plannen door het provinciale bestuur. Niet in de eerste plaats werd de vraag gesteld of het plan een bijdrage zou kunnen leveren in de oplossing van de afwateringsproblematiek, maar vooral werd de waterstaatsingenieur gevraagd of het kanaal Overijssel niet de mogelijkheid zou bieden om de Dedemsvaart met Coevorden te verbinden. De ingenieur achtte dit niet geheel onmogelijk en somde de werken op, die nodig waren om de verbinding tot stand te brengen. Het lijkt aannemelijk, dat hierin de redenen moeten worden gezocht die ook dit plan in de kast deed belanden.
Inhoud Picardtreeks 20
- 20: De oorspronkelijke loop der rivieren
- 20: De waterstaatkundige situatie
- 20: Een eerste poging tot verbetering van de afwatering
- 20: Klachten vanuit Duitsland
- 20: Het verbeteringsplan van 1832
- 20: Het verbeteringsplan van 1842
- 20: Het Algemeen Plan van Kanalisatie der provincie Drenthe
- 20: De dreiging van de Dedemsvaart
- 20: Een plan voor verbetering van de Kleine Vecht
- 20: Plannen voor een afwaterings- en scheepvaartkanaal naar de Vecht bij Ane
- 20: De Coevorder Kanaalmaatschappij; het kanaal Coevorden-De Haandrik
- 20: De Lutterhoofdwijk
- 20: Het kanaal Coevorden-Alte Picardië
- 20: Het Stieltjekanaal
- 20: De ondergang van de Coevorder Kanaal Maatschappij
- 20: Nabeschouwing
- Gedeputeerde Staten, 8 februari 1848, nummer 95 en 9 mei nummer 7 [↩]