Een Coevorder jongeman, 22 jaar oud, meldt zich in 1813 vrijwillig als Garde d’Honneur speciale regimenten voor zonen van aanzienlijke families. Samen met zijn neef Jan de Blécourt voegt hij zich bij de overige tien Drentse Gardes, die gedwongen dienst hebben moeten nemen. Met z’n twaalven trekken ze weg, het ongewisse tegemoet.
Is het advies van de huisvriend van zijn ouders, de graaf van Rechteren, die Dubbeld Hemsing er toe beweegt zich vrijwillig op te geven?
Of is het toch meer een vlucht uit de saaie, burgerlijke samenleving in het kleinsteedse Coevorden? Of misschien de jeugdige drang naar avontuur?
Als dit laatste het geval geweest is, komt Dubbeld Hemsing wel aan zijn trekken!
Terug naar huis
Na vele omzwervingen komt hij berooid weer naar de oude vestingstad terug.
Hij heeft geen schot gelost en geen vijand tegengehouden, want Napoleons macht is al gebroken, voor de Drentse Gardes d’Honneur zich in de strijd hebben kunnen mengen.
Wie weet, hoe het anders afgelopen zou zijn?
Dubbeld Hemsing wordt weer door zijn familie en zijn vaderstad als een verloren zoon in de armen gesloten.
Hij is enkele illusies armer en veel ervaring rijker geworden.
Van enige wrok jegens hem is geen sprake, want in het nieuwe “Koninkrijk der Nederlanden” is voor iedereen plaats.
Voor de oude patriotten zowel als voor de oude prinsgezinden; voor de Fransen-haters als voor de Fransen-aanhangers!
Allen één onder het Huis van Oranje, dat is de nieuwe leus.
Erebaantje
Dubbeld Hemsing heeft nog wel plezier van zijn “rijke” militaire ervaring.
In 1818 wordt hij tweede luitenant bij de rustende schutterij.
Een erebaantje!
De vroegere Garde d’Honneur lijkt zijn wilde haren kwijt te zijn.
Hij trouwt op 7 november 1816 met de domineesdochter Johanna Speckman uit Eelde en wordt in tien jaar tijd vader van zeven kinderen.
Als eerzaam en vooraanstaand burger gaat hij door het leven.
Ouderling in de Hervormde kerk en negentien jaar lang, van 1832 tot 1851, een verdienstelijk raadslid.
Zelfs stelt hij pogingen in het werk om de in 1856 afgetreden burgemeester Rikkers op te volgen.
Zijn wat late toekomstverwachtingen (hij is dan 65 jaar oud!) gaan niet in vervulling!
Burgerman
Dubbeld Hemsing wordt ook een echte burgerman.
Hij bezit een tuin met tuinhuis in “De Marshoven” en wandelt daar in de zomer ’s zondags na de middagpreek met vrouw en kroost heen om zich wat te verpozen.
Hij heeft er elzen, berken en dennen geplant.
Dan kan hij lekker in de schaduw zitten.
In zijn huis aan de Friesestraat voert hij een degelijke staat.
Een knecht en een meid verlichten de dagelijkse arbeid; hij drinkt af en toe een glaasje jenever en smoort een pijpje tabak.
Nauwkeurig houd hij zijn uitgaven bij.
Een kwartje nieuwjaarsfooi voor het personeel, veertig cent per week voor de danslessen van zijn kinderen, een prachtige, dure japon van f. 16,– voor zijn vrouw Johanna, sinterklaas-onkosten f. 0.80.
Schrijver
Zijn vader, de stadsontvanger en uitgever Jacob van der scheer, heeft hem zuinigheid en verantwoord beheer bijgebracht.
Waar is toch de avonturier Dubbeld Hemsing van der Scheer gebleven?
Is hij ingeslapen tussen de vestingwallen, ingedut in de kleinburgerlijkheid van elke dag?
Nee, dat is hij niet! Weliswaar heeft hij zich neergelegd bij de omstandigheden, maar de drang tot onderzoek en ontdekking blijft aanwezig.
Van zijn vader neemt hij diens boekhandelaars- en uitgeversschap over, maar hij wil meer zijn.
Hij wordt schrijver!
Een schrijver, die er op uittrekt, Drenthe in.
Die verkent en onderzoekt en die zijn ervaringen opschrijft.
Die intens geboeid wordt door zijn provincie, door de mensen, die er wonen.
Door hun levensomstandigheden, hun gewoonten, hun gebruiken, hun streektaal.
Ja, ook door hun taal! Hij wordt één der eersten, die de taal schrijft.
Eén van de door hem geschreven samenspraken draagt de titel: “Ho Baos julfring meende Den Duvel ein hoes te hebben! (’n verhaol, dat ofgrieselik mooi is en t’ Emmen is veurvall’n)”.
De helm van Rabenhaupt
Ook de Drentse geschiedenis interesseert hem buitengewoon.
Hij wordt mede-oprichter van de Drents museum en dat kost Coevorden de helm van Rabenhaupt!
Na de verwijdering van het grafmonument van de generaal uit de kerk in 1795 is het metalen hoofddeksel een tijdlang zoek geweest.
Als het op de zolder van het stadhuis teruggevonden wordt, zorgt Dubbeld Hemsing ervoor, dat het gemeentebestuur de helm aan het museum schenkt.
Daar is hij nu nog veilig opgeborgen in een kast.
Maar, dit dient in alle eerlijkheid gezegd, het Drents museum heeft er het Coevorder museum wel een volledig gelijkende kopie van aangeboden.
Archeologie
Vanuit zijn bestuurslidmaatschap van het Drents museum dringt Dubbeld Hemsing er voortdurend op aan ook archeologisch bodemonderzoek te verrichten.
Vooral het overgeleverde verhaal van de legendarische stad Hunsow bij Valthe houdt hem erg bezig en neemt zelf actief deel aan de op zijn wens begonnen opgravingen.
Er wordt echter geen stad gevonden en eerst professor van Giffen zal aantonen, dat de legende inderdaad een legende is.
De drie Podagristen
Wat een gelukkige omstandigheid, dat Dubbeld Hemsing in Coevorden in aanraking komt met twee gelijkgezinden.
Het zijn de jonge theologie-student Lodewijk Alexander Lesturgeon en de iets oudere journalist-koopman Harm Boom.
Lodewijk Alexander is vierentwintig en Harm negentien jaar jonger dan van der Scheer.
Maar leeftijdverschillen zijn niet belangrijk, want hen verbind één grote overeenkomst: de liefde voor Drenthe in al zijn verschijningsvormen.
Ze schrijven samen een uitgebreide reisbeschrijving en geven het aldus ontstane boek de titel: “Drenthe in vluchtige en losse omtrekken”.
De reis begint in Bentheim en eindigt in Assen.
De beschrijving is soms haast fotografisch nauwkeurig, soms wat oppervlakkig; vol historische gegevens, natuurbeschrijvingen, persoonlijke ontmoetingen, gewoonten en gebruiken, anekdotes.
De auteurs houden hun namen aanvankelijk geheim en vermelden als hun woonplaats Emmen.
Ze kiezen als Pseudoniem: “De podagristen”.
Dat is knap gevonden, want het boek begint in Bentheim, waar podagristen, aan podagra(voetjicht) lijdende heren, genezing zoeken in het zwavelhoudende bronwater.
Pas later zal uitkomen, wie de schrijvers zijn: nog veel later zal professor Prakke een notitie van Lesturgeon vinden, waarin deze meedeelt de enige auteur te zijn.
De twee anderen hebben dus waarschijnlijk alleen de bouwstoffen voor de reisbeschrijving aangedragen.
De samenwerking tussen de drie vrienden blijft niet beperkt tot het schrijven van “Drenthe in vluchtige en losse omtrekken”.
Integendeel, ieder jaar opnieuw zullen ze de Drenten laten genieten van hun kennis en inzicht.
Koevorder Almanak
Dubbeld Hemsing heeft zich in navolging van zijn vader al jaren bezighouden met het uitgeven van de “Koevorder Almanak”.
“Zijn” oudste exemplaar is gedrukt in 1820 en dat is, al weer, ontdekt door professor Prakke.
Noch Alexander Lesturgeon, noch Harm Boom hebben hieraan meegewerkt.
Geen wonder, Alexander was in 1820 vijf jaar oud en Harm Boom tien.
Deze “Koevorder almanakken” zijn beknopte uitgaven met gegevens van allerlei aard.
Gegevens over de markten, de feestdagen, de weersverwachting uiteraard, de sluitingstijden van de vestingpoorten in Coevorden en Groningen en wat korte stukjes van de redactie, lees Dubbeld Hemsing van der Scheer.
Drentse Volksalmanak
In 1937 begint de Coevorder uitgever echter met iets geheel nieuws.
Hij begint met de uitgave van de Drentsche volksalmanak, die tot 1851, elk jaar opnieuw, zal verschijnen.
De opzet van deze almanakken wordt totaal anders; eigenlijk zijn het meer Drents-cultuurhistorische werken dan verzamelingen wetenswaardigheden.
De eerste in de serie telt maar liefs 224 pagina’s en in de rubrieken Drentse geschiedenis, Drentse volksverhalen, Drentse oudheden, Drentse beroemde mannen, gemengde onderwerpen en dichtstukjes kan een keur van medewerkers zich uitleven.
Harm Boom, Alexander Lesturgeon en Dubbeld Hemsing zelf nemen het leeuwendeel voor hun rekening.
De Westerborkse kunstschilder J. Ravenswaay verzorgt vele malen de illustraties.
Zo gaan de Drentsche volksalmanakken een informatiebron van de eerste orde worden.
Ze bevatten een schat aan gegevens, neergeschreven door schrijvers en deskundigen uit ’t midden der negentiende eeuw.
Ze geven een schitterend beeld van hun gedachtenwereld en als we nu hun werk lezen, doen we dat soms met een glimlach van verbazing, maar meestal met een gevoel van eerbied voor zoveel inzet.
Door hun werk bleef veel, wat anders verloren zou zijn gegaan, bewaard.
Dat is een onschatbare verdienste, een verdienste, die voor een groot deel voor rekening van Dubbeld Hemsing van der Scheer komt.
Natuurlijk is ook het eigenlijke almanak-gedeelte belangrijk.
Vaste onderdelen als de verjaardagen van het Koninklijke Huis, de maans- en zonsverduisteringen, de jaartellingen en feestdagen, de maanden met bijzondere dagen en het te verrichten tuinwerk, het bevolkingsoverzicht, de jaarmarkten en de middelen van vervoer maken de boekjes voor de Drenten van omstreeks 1840 onmisbaar.
Het gehele dagelijkse leven wordt er in weerspiegeld en dat is ook voor ons nog zeer belangwekkend.
Inlichtingenstroom
Zo gaat er in 1837 alle maandagen, donderdagen en zaterdagen “eene bodin” van Coevorden naar Dalen en terug, terwijl B.H. Andreae “alle dagen des avonds 5 uur een diligence van Assen over Vries naar Groningen laat rijden”.
In de louwmaand (januari) valt er in de tuin niet veel te doen.
“Men ziet dan wintervoorraad in den kelder na en zoekt de bedorven en beschadigde vruchten uit; wat voor den winter in het zand gezet is, worde van tijd tot tijd met water begoten; kelderramen worden bij gunstig weder geopend; zaden worden nagezien en in de open lucht geplaatst”.
’t Wordt immers weer lente, nietwaar!
De jaartelling wordt herleid tot het heden.
Zo is het in 1840 “negen jaar na den afval van België, dertig jaar na de vereeniging van Holland en Frankrijk en 1765 jaar sedert de verwoesting van Jeruzalem”.
Gezien deze jaarlijks terugkerende inlichtingenstroom kan men Dubbeld Hemsing van der Scheer met reden beschouwen als een voorloper van de Drentse media, een voorloper van de Drentse journalistiek en uiteindelijk ook van Radio Drenthe.
Daarom ook mag ik hier als eerste spreken.
De nieuwsvoorziening via de almanakken was niet bij de dag, maar wel “up tot date” en duizenden Drenten deden er hun voordeel mee.
Eigenlijk kunnen ze dat nu nog doen; aan wijze raadgevingen is geen gebrek.
Tot slot
Dubbeld Hemsing van der Scheer werd geboren op 30 januari 1791 als zoon van Jacobus van der Scheer en Roelina Hemsing.
Hij was de tweede zoon en kreeg als voornamen de naam van zijn grootvader van moeders zijde.
Hij stierf op 12 februari 1859 en werd in Coevorden begraven.
Professor Prakke eerde zijn nagedachtenis door in 1944 de aanzet te geven voor de stichting van de Drentse studiekring “D.H. van der Scheer”, waaruit later het Drents Genootschap Culturele raad van Drenthe voortkwam.
Nazaten van het geslacht van der Scheer bewonen nog steeds de voorvaderlijke boerderij “De kleine Scheere” ten zuiden van Coevorden.
Tenslotte: Onze assessor professor Buist ontdekte als mede-auteur van het standaardwerk “Geschiedenis van Drenthe” dat Dubbeld Hemsing van der Scheer vrijwillig dienst nam als Garde d’Honneur.
Onze assessor, de uitgever Jan Nefkens, verzorgde als een moderne Dubbeld Hemsing een schitterende heruitgave van de Drentse volksalmanakken van 1837 tot 1851.
Onze assessor, drs. Hans Roest, lanceerde het idee de Drentse communicatie en berichtgeving voor de Picardtclub-zitting 1991 als thema te gebruiken.
Onze oud-assessor professor Prakke, samen met Roel Reyntjes, stichter van deze Picardtclub, nam het initiatief tot de herverschijning van het boek der Podagristen.
U ziet het, onze assessoren staan voor niets!
Hierdoor, en misschien ook door deze inleiding, kan een groot Coevordenaar weer voor ons herleven.
Een uitgever, een schrijver, een pionier: Dubbeld Hemsing van der Scheer.
H.D. Minderhoud
Bronnen:
Archief gemeente Coevorden;
H.J. Prakke: Dubbeld Hemsing van der Scheer (1791- 1859) Assen 1939/1941;
Mr. J.van der Scheer: Dubbeld Hemsing van der Scheer, huisvader en raadslid. Ndv 1967.