Tab Gemeente Coevorden
tab die laat zien dat dit een website van de gemeente coevorden is
Terug naar zoeken
De vesting Coevorden in heden en verleden, Picardtreeks 27

De vesting Coevorden, strategische aspecten

Type:
Collectie
Kern:
Coevorden
Kenmerken:
Gebouw
Periode:
16e eeuw, 17e eeuw, 18e eeuw, 19e eeuw, 20e eeuw tot de Tweede Wereldoorlog, Tweede Wereldoorlog 1940-1945

Door P.C. van Kerkum. Medewerker van de stichting Menno van Coehoorn, gehouden voor de Picardtclub, op 9 november 1992

De Stichting Menno van Coehoorn geeft uiteraard gaarne gevolg aan de ontvangen uitnodiging om hier vandaag een korte inleiding te houden. Toen enkele andere personen verhinderd bleken is mij gevraagd dat te doen, waarbij ik moet opmerken dat mijn deskundigheid, en dus mijn inbreng misschien enigszins anders uitvallen dan aanvankelijk was gedacht.

Stichting Menno van Coehoorn

Voor wie het niet mochten weten: de Stichting Menno van Coehoorn houdt zich bezig met allerlei zaken verband houdend met vestingwerken van allerlei aard.
Daarvoor wordt onder andere beschikt over een vrij grote groep vrijwillige medewerkers, gegroepeerd in commissies, en over een netwerk van plaatselijke correspondenten.

Een van de bedoelde commissies is zogenaamd de tactische commissie, een misschien niet geheel juiste benaming voor een studiegroep die zich niet zozeer bezighoud met vestingen en forten als bouwwerk, maar voornamelijk met de operationele aspecten van het vestingwezen, de strategie, de tactiek, de logistiek.
Tot mijn genoegen ben ik al geruime tijd voorzitter van deze studiecommissie, en ik zal proberen vanuit die gezichtshoek enig licht op Coevorden te werpen.

Strategie en tactiek

Ik stel mij voor u mee te nemen op een korte historische wandeling, op zevenmijlslaarzen, door de strategie van de verdediging van Nederland en te bezien hoe Coevorden daarin figureerde.
Op de stad en vesting zelf zal ik niet ingaan omdat in het gehoor ongetwijfeld ruimschoots kennis aanwezig zal zijn.

Even in het kort iets over de veel misbruikte begrippen strategie en tactiek.
Bij strategie moet men denken aan het voeren van oorlogen als geheel, de te bereiken doelen en de wijze waarop dit dient te geschieden en met welke middelen.
Er zijn steeds politieke en militaire aspecten aan verbonden.
Het is dus een grootschalig begrip.
Bij tactiek moet men echter denken aan de wijze waarop de gevechtshandelingen daadwerkelijk worden uitgevoerd. Laat ons dus eens achterom en om ons heen zien.

Ligging van Coevorden

Allereerst in het kort iets over de ligging van Coevorden, naar ik begrepen heb de enige echte stad in Drenthe.
De naam duidt een vroegere voorde of doorwaarbare plaats, waar zich veelal nederzettingen vormden.
Die moet zich in dit geval hebben gevonden nabij een plaats waar verscheidene beken, de diepen, zich samenvoegden tot een in zuidwestelijke richting lopende stroom.

Coevorden door Jacob van Deventer 1550
Oudste kaart van Coevorden door Jacob van Deventer 1550


Terzijde mag nog eens worden opgemerkt dat het ontstaan van vestingen als regel primair voortvloeide uit de behoefte om de inwoners bescherming te bieden tegen aanvallers van welk aard dan ook.
Oogmerken van hogere strategische orde waren er, althans aanvankelijk, doorgaans niet.
Maar, vooral door de ligging op een knooppunt van wegen was er vaak toch automatisch ook wel sprake van een zekere strategische betekenis.
Aan de noordoostzijde en aan de zuidwestzijde van Coevorden bevonden zich uitgebreide hoogveenmoerassen.
Daar tussen door was er een doorgang, een pas, zoals toen wel werd gezegd.
Ruwweg in de richting van zuidzuidoost naar noord-noordwest. Een onvermijdbaar punt in welke op mars -of aanvalsroute dan ook.
Later, door het ontstaan van een dichter wegennet, won ook de oost-west-as aan betekenis.
Wanneer we, onze blik iets verruimend, de kaart van Nederland bezien, valt op dat zich ter hoogte van de noordgrens van de provincie Overijssel een soort wespentaille, van ongeveer 50 kilometer breed, aftekent tussen de voormalige Zuiderzee en de uitspringende bocht van Duitsland.
Bij een verdediging tegen offensieven langs de oost-west-as leidt deze puur geografische situatie er al gauw toe dat de strijdkrachten van de verdediger in zuidwestelijke, of ook in noordwestelijke richting worden gedrongen, waardoor zich een voor de verdediger nadelige strategische scheiding voltrekt.
Coevorden ligt ongeveer op een punt op bedoelde lijn, van waar uit aanvalslijnen in beide richtingen kunnen lopen.
Ik wil u hier nog even confronteren met het tegenwoordig in de krijgskunde niet meer gangbare begrip acces, dat gebezigd werd voor een nauwe doorgang door een geïnundeerd gebied of door een moeras.
Eigenlijk is dit zo ongeveer het zelfde als het eerder gebezigde “pas”.
De verdediger zal zich in hoofdzaak kunnen concentreren op het afgrendelen van deze accessen, hetgeen reeds in vredestijd kan worden voorbereid door de aanleg van permanente verdedigingswerken (vestingen, forten, schansen, kastelen) en inundatievoorzieningen.
Het forceren van een doorgang over accessen levert bijzondere moeilijkheden op omdat de aanvaller zijn strijdkrachten niet goed kan ontplooien en deze op het veelal open terrein zullen worden blootgesteld aan maximale vuuruitwerking van de verdediger.
Daar komt nog bij dat er doorgaans een hoge grondwaterstand is, waardoor het de aanvaller vrijwel onmogelijk is zich door graafwerk (ingraven) bescherming te verschaffen.
Niet voor niets speelde de aanval en verdediging van accessen in inundatiestelling een voorname plaats in de krijgskunde van Nederland.
Ook Coevorden en het nabijgelegen gebied vormde zo’n acces, voorzien van een permanent verdedigingswerk.
Er zij echter op gewezen dat in de loop der eeuwen door de verbeterde begaanbaarheid van het gebied als gevolg van de ontginning van de venen en door de ontwikkeling van het wegennet de betekenis als acces gaandeweg is vervaagd.

Kaart van reduit en frontiersteden
Het reduit en de frontiersteden van de republiek

Over de betekenis van Coevorden in de Tachtigjarige Oorlog wil ik kort zijn. Mij beperkend tot het gebied ten Noorden van de wespentaille kan men stellen dat dit, door de geografische omstandigheden enigszins geïsoleerd, een min of meer afzonderlijk operatietoneel vormde.
Er waren over land slechts een beperkt aantal toegangen tot dit operatietoneel, en de beheersing daarvan was van vitaal belang, voor de verdediger zo goed als voor de aanvaller.
Een belangrijke doorgang lag bij Coevorden, door Overdiep gekenschetst als “een harde pas, omtrent 1000 ellen breed”.
Coevorden was destijds niet meer dan een kleine nederzetting nabij een verstrekt kasteel of citadel.
Het belang ervan trad duidelijk aan het licht in de jaren 1589-1594, toen zich in het noordelijke operatietoneel een kris-kras heen-en weerbewegende strijd met de Spanjaarden afspeelde, en waarbij men elkaar onder anderen het bezit van de toegang van Coevorden betwistte.
Graaf Willem Lodewijk wist de doorgang in bezit te krijgen en te houden.
Dit was een van de voorwaarden voor het in handen krijgen van stad Groningen, waardoor in 1594 een einde kwam aan deze episode van de tachtigjarige oorlog.
De strategische betekenis van Coevorden was ten duidelijkste gebleken, hetgeen leidde tot de latere aanleg van een zevenhoekige vesting.

Plattegrond van vesting Coevorden
Plattegrond van vesting Coevorden rond 1850

Rampjaar 1672

Richten wij thans kort onze blik op de gebeurtenissen die zich in het rampjaar 1672 in het noorden afspeelden.
Terwijl de hoofdaanval van Frankrijk zich op Utrecht en Holland richtte, waren het vooral de Münstersen (onder hun Bisschop met de bijnaam Bommen Berend) die zich richtten op Friesland en Groningen, waarbij Coevorden op hun weg lag.

Ik zou mij graag ontslagen achten van een bespreking van de oorlogvoering in deze contreien, omdat, alweer uw gezelschap daarover behoorlijk op de hoogte mag worden geacht.
Twee zaken wil ik er uitlichten:

  • Ten eerste dat er bij de verdediging van Groningen en met succes, werd gebruik gemaakt van inundatiën als hulpmiddel. Straks zal u duidelijk worden waarom ik hier zo expliciet vermeld.
  • Ten tweede omdat Coevorden ook het toneel heeft gevormd voor een niet zo vaak voorkomend soort krijgshandeling. Toen in 1673 de vesting voor een tweede maal door de Münstersen werd belaagd, is daarbij het gebruik van water als offensief middel van oorlogsvoering beproefd. Bijna had men daarmee succes. Door de bouw van een dam in het stroomgebied van de Vecht, iets ten noorden van Gramsbergen, slaagden de Münstersen er in het water in de Coevordense Vecht zodanig op te zetten dat de vesting het water tot de lippen steeg. Gelukkig zorgde de natuur, in casu een storm uit oostelijke richting, ervoor dat de rollen werden omgekeerd. De dam bezweek onder de waterdruk, het water vloeide weer weg en veroorzaakte verliezen aan Münsterse zijde. De invallende winter maakte een voorlopig, en de vrede van Munster in 1674 een definitief einde aan de oorlog. Dat Coevorden een strategische sleutelpunt vormde, was nog eens duidelijk onderstreept.
Dijkdoorbraak 1672 Bommen Berend
Dijkdoorbraak 1672 Bommen Berend


De lessen uit de 17e eeuw leidden ertoe dat de zeven provinciën er naar gingen streven zich aan de landzijde te voorzien van een aaneensluitende verdedigingslijn, zo dicht mogelijk bij haar grenzen. Een soort “forward defense strategy” zoals men tegenwoordig zou zeggen.
De krijgsman en vestingbouwer Menno van Coehoorn ontwierp omstreeks 1690 zo een een lijn, en ging op verkenning om te zien wat er aan bruikbaars voorhanden was, en wat er zou moeten worden gedaan om daaruit iets behoorlijks op te bouwen.
Ik beperk mij verder tot het zogenaamde oostelijk frontier, ruwweg verlopend van Nieuweschans via Bourtange en Coevorden naar Hasselt-Zwolle, en verder langs de IJssel.

Kaart met stelsel van linies langs grenzen republiek
Het stelsel van linies langs de grenzen van de republiek


Terzijde merk ik op dat, wanneer hierbij het begrip linie opduikt, een waarschuwend woord past. Men denkt dan doorgaans aan een aaneengesloten frontlijn. Destijds was echter nog slechts sprake van een stippellijn, met enkele verdedigingswerken (schansen, vestingen) als de stippen, en met veel ruimte daartussen.
Het wijdmazige en ongeplaveide wegennet leidde steeds via de weinige stippen; de begaanbaarheid van de tussengelegen ruimte was, behoudens in periode van grote droogte, zodanig slecht dat het een aanvaller vrijwel onmogelijk was zich met strijdkrachten van enige betekenis tussen de stippen door een weg te banen.
Overigens had men de steden toch ook nodig om er wat onderdak en voorraden te vinden. Coehoorn’s eerdergenoemde verslag van zijn inspectiereis bevat veel interessants, maar helaas deed hij Coevorden niet aan, omdat er op dat moment veel wateroverlast was.

Wat niet wegnam dat Coevordens vestingwerken uiteindelijk volgens zijn leer zouden worden uitgebouwd tot de uiteindelijke vorm waaraan ze hun bekendheid te danken hebben.

Bezwaren van Coehoorns plannen waren de hoge kosten, en zoals te verwachten, zijn ook lang niet alle werken volledig uitgevoerd.
Met name de lengte leverde een probleem op.
Dat gold vooral de IJssel, waarvan de verdediging niet zoals meer noordelijk, kon steunen op uitgebreide moerassige venen.
Behalve veel vestingbouwkundige inspanningen zouden er voor de IJsselverdediging ook veel troepen nodig zijn geweest.
Om aan deze situatie het hoofd te bieden deed Coehoorn het voorstel de IJssel-vallei te inunderen. Hij wilde daartoe in Rijn en IJssel een aantal stuwen aanbrengen.
Daarvoor werden zelfs voorbereidingen getroffen, maar tot een uitvoering is het niet gekomen.
In de tijd die ik kortheidshalve de Napoleontische periode noem heeft zich in en om Coevorden het nodige afgespeeld.
Ik doel op de tijd ná de veldtocht tegen Rusland, toen in 1813 het Franse imperium begon af te kalven.
Terwijl de bondgenoten hun macht in Duitsland westwaarts uitbreidden, was er achter de Ems-lijn, in Coevorden een Franse garnizoen gevestigd; ook in Delfzijl was dat het geval.
Op te merken valt dat Napoleon veel meer de man was van de veldoorlog (veldtochten, veldslagen) dan van de vestingoorlog.
Slechts ongaarne verspilde hij troepen als vestinggarnizoen, en ook besteedde hij zo min mogelijk tijd en troepen aan belegering van vijandelijke vestingen.
Hij trok er liefst met een grote boog omheen, en liet zijn troepen (en paarden!) zo veel mogelijk van het land leven.
De troepen die hij wel in vestingen als garnizoen legde waren vaak niet van het beste gehalte.
Qua strategische taak kan men veronderstellen dat de vesting Coevorden, die nog in tamelijk goede staat verkeerde en van de nodige geschut was voorzien, bedoeld was om te fungeren als een van de garnizoen en voorraden voorziene voorpost en “golfbreker”, tegen de uit het oosten opdringende bondgenoten.
Inderdaad zijn er Russische kozakken voor Coevorden geweest, en ook de Nederlandse strijdgroepen hebben de vesting bedreigd.
Tot een regulier beleg van de meer en meer geïsoleerd rakende vesting is het echter niet gekomen. Wel deed het Franse garnizoen herhaaldelijk uitvallen.
Ook toen de soevereiniteit weer in Nederlandse handen was, werden er geen drastische pogingen ondernomen om Coevorden te bevrijden.
Na maanden van onderhandelen mocht het Franse garnizoen ten slotte naar Frankrijk afmarcheren.
Hoewel deze episode voor Coevorden en omgeving een veelbewogen tijd betekende, mag de betekenis in het algemeen strategische beeld van de tijd niet worden overschat.

Bezien we thans wat de 19e eeuw ons bracht

In de post-Napoleontische tijd was het aanvankelijk vooral de vesting-barriére in de zuidelijke Nederlanden, langs de Franse grens die de aandacht vroeg. Daaraan is de naam van Kraijenhoff verbonden.
Eerst na de afscheiding van België ging men zich weer meer wijden aan de verdediging van het oorspronkelijke Nederland, waarbij de nieuwe Hollandse waterlinie het voornaamste dode weermiddel moest gaan vormen.
Maar was er niet veel meer vaderland dat bescherming behoefde, en dus zovele vestingen en stellingen die nodig zouden zijn om die bescherming te kunnen bieden? Veel is daarover toen geschreven en gesproken. Sedert de invoering van de conscriptie in Frankrijk waren de legers enorm vergroot, en de materiële middelen kwalitatief en kwantitatief sterk toegenomen.
Gezien deze ontwikkeling waren onze financiële middelen en onze bevolkingssterkte stellig niet toereikend om alles en iedereen met vestingen en linies bescherming te bieden. In tegendeel: het mes zou er in moeten.
Bekend is uit die tijd, zo omstreeks het midden van de vorige eeuw, het begrip schadelijke vestingen. Daarmee werd bedoeld dat van bepaalde permanente verdedigingswerken het belang dat eraan gehecht kon worden niet in verhouding stond tot de financiële en personele inspanningen die nodig zouden zijn om ze behoorlijk verdedigbaar te maken. Een strategisch axioma leert ons trouwens:
Wie alles dekt, dekt niets!!

Concentratie op de hoofdzaken werd dus het streven. Weg met de geldverslindende bijzaken, de schadelijke vestingen.
En, wat later, bovendien: meer aandacht en geld werden nodig geacht voor de levende strijdkrachten, het veldleger dat, mobiel gehouden en opgesteld buiten de centrale stellingen en linies, kon waken tegen schendingen van onze neutraliteit, en in samenwerking met eventuele bondgenoten ook offensief zou kunnen optreden tegen hem die het waagde ons aan het kleed te komen.
Reeds omstreeks het midden van de negentiende eeuw vielen vele vestingen ten prooi aan deze ontwikkelingen.
Zo-ook Coevorden.

Ontmanteling van de vesting

In 1858 werd de vesting gedeclassificeerd en overgedragen aan de Domeinen, de gronden vervolgens verkocht.
Een ontwikkeling die misschien enerzijds kan worden betreurd, maar die anderzijds menige stad bevrijdde van de knellende banden van de vestingwallen, waardoor armslag werd gekregen ten behoeve van woon- en werkgelegenheid van de steeds maar groeiende bevolking.
Ook spoorlijnen en stations werden vaak aangelegd op de plaats van geslechte vestingwerken.

De vestingwet van 1874 bezegelde het lot van nog meer vestingen en stellingen.
De stelling van Groningen en Delfzijl ging ter ziele, en ook de IJsselstelling verdween, althans onder die naam van het toneel: er bleef slechts een vertragingslijn over.

Deventer, Zutphen, Doesburg werden evenals nog een aantal andere vestingen verder naar het zuiden, definitief opgeheven.
En als men de IJssel niet wil verdedigen, verliest ook Coevorden zijn betekenis. (Zie afbeeldingen).
Strategisch gezien werd noord-oost-Nederland, met daarin Coevorden, een vacuüm.

Voor het gestadig in omvang en kwaliteit gegroeide veldleger werd primair gedacht aan operatieterreinen ten zuiden van wat ik daarstraks de wespentaille heb genoemd, en vooral aan de zuidelijke provinciën.
Alles ten oosten en noorden ervan hing in de lucht, van serieuze verdediging kon in het geheel geen sprake meer zijn.

Hoewel Nederland in de Eerste Wereldoorlog een relatief grote krijgsmacht op de been had, is er over deze streken uit strategisch oogpunt weinig vermeldenswaard, en wordt aan deze periode geheel voorbij gegaan.

Kaart met vestingwet 1874 op te heffen
De vestingwet van 1874 (op te heffen)
Kaart met vestingwet 1874 in stand te houden
De vestingwet van 1874 (in stand te houden)

Tweede Wereldoorlog

Veel meer is bekend over de Tweede Wereldoorlog, waarbij ik me beperk tot het eerste jaar.
In de mobilisatie van 1939-1940 was de verdediging van Nederland geconcentreerd op enkele liniën en stellingen, waarvan ik noem de nieuwe Hollandse waterlinie (toen genaamd Oostfront vesting Holland), de Grebbelinie of valleistelling en de Peel-raamstelling.
Het veldleger had zich voornamelijk in beide laatstgenoemde stellingen genesteld.
Het idee van een mobiel optreden was verlaten: zowel kwaliteit als kwantiteit waren daarvoor niet toereikend.
In 1940, bij het optreden van Generaal Winkelman als opperbevelhebber, werd het accent nog meer gelegd op de Grebbelinie, naar het zuiden verlengd met een stelling in het Waal-Lingegebied waardoor aansluitend werd verkregen op het zuid-front van de vesting Holland bij de Biesbosch. Zie afbeelding.

Kaart van verdedigingslinie in mei 1940
Verdedigingslinie in mei 1940

IJssel en Maas vormden slechts hindernislijnen die de aanvaller enige vertraging zouden kunnen opleveren.
Ofschoon men zou kunnen denken dat de aanleg van de afsluitdijk, die een nieuwe naderingsweg naar West-Nederland vormde, de strategische betekenis van Noord-Nederland vergrootte, leidde dit niet tot een sterkere verdediging daarvan.
In de grensstrook waren er slechts grenstroepen, infanterie-eenheden zonder verdere ondersteuning, in ijle lijnen opgesteld, met geen andere taak dan het ophouden van de opmars van een vijand, door het toepassen van vernielingen en stellen van hindernissen. Deze moesten zo lang mogelijk onder vuur worden gehouden om te voorkomen dat de aanvaller er al te gemakkelijk mee afrekende. Zo mogelijk moest daarna worden teruggetrokken om elders de verdediging aan te vullen.

Bij de verdediging van de noordelijke provinciën is, behalve vlak bij de Afsluitdijk, de Wons-stelling, geen gebruik gemaakt van inundatiën. Ongetwijfeld zou het niet verantwoord zijn geweest voor de vluchtige verdediging het drastische en land, het bedervende middel van onderwaterzetting, toe te passen. Dit is dus in tegenstelling met wat ik daarstraks vermeldde over 1672.

De landsverdediging was toen zowel politiek en militair gesproken nog sterk gedecentraliseerd en het waren de Friezen zelf die hun land hardnekkig wilden laten verdedigen. Maar in 1939-1940 was er een centrale politieke en militaire leiding die dit bewust achterwege liet. Een opmerkelijk verschil.

Voor Noord-Nederland waren er in 1940 slechts vijf infanteriebataljons beschikbaar, geen artillerie, geen luchtafweer.
Dat betekende zo ongeveer één man per 15 meter, en één lichte of zware mitrailleur per 300 meter.
Dat zegt genoeg. De aanvaller, hier een weinig slagkrachtige en welhaast anachronistische cavaleriedivisie van zo’n 12.500 man, deels op heuse paarden, bereikte op de middag van de eerste oorlogsdag de lijn Groningen-Assen-Meppel, en de volgende dag de kop van de Afsluitdijk om daarna vast te lopen tegen de zeer goede verdediging van Kornwerderzand.
Op verscheidende plaatsen in de grensstreek werd weliswaar goede tegenstand geboden en dapper gestreden, maar door de geringe troepensterkte kon dit geen resultaat van betekenis hebben.
Voor de betrokkenen en de plaatselijke bevolking waren het stellig gebeurtenissen van de eerste orde, maar ze hadden in groter strategisch verband gezien weinig om het lijf.

NAVO

Verdere gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog zal ik laten rusten, om een sprong te maken naar onze verdediging in het kader van de NAVO. In het begin van de jaren 50 gold de Rijn-IJssel verdediging.
Nu dus weer wél plannen voor een serieuze verdediging aan de IJssel, die met behulp van ingenieuze waterwerken tot een machtige inundatiestelling zou kunnen worden uitgebouwd. Een spectaculair en grondig voorbereid project, waaraan het principe, zoals reeds vermeld, ooit was uitgebracht door Menno van Coehoorn, maar dat gelukkig ook nu niet uitvoer behoefte te worden gelegd.
Coevorden lag ergens in het verre voorterrein, van weinig betekenis. Voor de eventuele aanvaller mogelijk van meer belang dan voor de verdediger.

Wat later verschoof onze verdedigingsstrategie in de richting van de Eems en het Dortmund-Eemskanaal.
Coevorden werd toen weer wél een belangrijk knooppunt. Van verbindingswegen, vestingplaats voor staven en logistieke inrichtingen en reserves. Ook toen we, na de herbewapening van Duitsland, de verdediging nog verder oostwaarts zouden gaan voeren, aan Weser en Elbe, bleef Coevorden zo’n knooppunt.
Vermeldenswaard is dat er in het begin van de jaren zestig niet ver ten zuiden van Coevorden een vrij omvangrijke voorraad munitie is opgeslagen geweest in binnenschepen. Hier is sprake van een typisch Nederlands logistiek fenomeen, dat in die tijd op verschillende plaatsen toegepast werd en dat voortvloeide uit een gebrek aan andere opslagruimte.

Er lagen dan, hier en elders in het land, op dode takken van rivieren of kanalen groepjes van zo’n 10 aken, met tussenruimten van ongeveer honderd meter elk met een paar honderd ton munitie, schipper en al aan boord. Aan de wal een keet voor de beheerder, bewaking door patrouilles. Een interessant stukje logistiek in het kader van de verdedigingsstrategie uit de tijdperk.

Materieelopslag

En tot slot werd dan, nog weer later, Coevorden ook een vestingplaats voor omvangrijke materieelopslag van het leger van de Verenigde Staten, voor het geval dit de NATO-verdediging in het noorden van Duitsland zou kunnen versterken.
Tezamen met de andere opslagplaatsen in de omgeving toch ook weer duidelijk iets van strategische betekenis, want voorwaarde voor een aanzienlijke militaire machtsontplooiing.
Tot op de huidige dag, al rijzen er vraagtekens.
Of hiermee de eeuwige vrede is ingeluid mag men hopen, maar blijft in de schoot der toekomst verborgen.

Met de voorgaande hoop ik u, gezien vanuit Coevorden, een overzicht te hebben verschaft van strategische ontwikkelingen in de laatste vijf eeuwen.
Was er aanvankelijk vooral een zuid-noord verlopende strategische as die aanleiding gaf tot het ontstaan van de versterking Coevorden, later liep de strategische as hoofdzakelijk oost-west.
De strategische frontlijn, zoals ik maar zal zeggen, verplaatste zich eerst steeds verder in westelijke richting, naar de Hollandse waterlinie.
De betekenis van Coevorden als vestingwerk en strategisch punt ging daarbij geheel verloren.
Maar na de Tweede Wereldoorlog keerde de beweging zich om, zoals bij eb en vloed, naar IJssel, Ems, Weser en Elbe, daarbij Coevorden passerend.
En thans zich verder voortzettend zo ongeveer, en wat vager, richting Spree, Weichsel en nog verder.

Al is het natuurlijk jammer dat er hier niet wat meer “militair-historische hardware” is bewaard gebleven.
Over de algemene ontwikkeling mogen wij ons niet beklagen.

Literatuur

W. Badon Ghijben Een oude strijd (ons vestingstelsel)
H. Brand Die lange morgen in mei
Menno van CoehoornNieuwe vestingbouw, op een natte of lage horisont
J.P.C.M. van Hoof Met een vijand als bondgenoot. De rol van het water bij de verdediging van het Nederlandse grondgebied tegen een aanval over land
J.P.C.M. van HoofWillem Lodewijk van Nassau, Noordeling
Ministerie van Oorlog, Hoofdkwartier van de Generale Staf Krijgsgeschiedkundige afdeling De territoriale verdediging van de noordelijke provinciën mei 1940
G. OverdiepDe Groninger Schansenkrijg. De strategie van Graaf Willem Lodewijk, Drenthe als strijdtoneel
F.H.A. SabronKrijgsgeschiedkundige geschriften nummer 14, in en om Coevorden in 1813-1814
J. Sneep (collectie)
Rapporten van de Generaal Menno van Coehoorn
Stichting Menno van CoehoornAtlas van historische vestingwerken In Nederland
Deel 1, 2 en 3 Groningen, Friesland, en Drenthe
Stichting Menno van CoehoornVier eeuwen vestingbouw in Nederland
W.H. SchukkingOver den ouden vestingbouw in Nederland in de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw
A.H. van SlagerenVestingen en schansen in het gebied rond Eems en Dollard
I.L UiterschoutNederlandse krijgsgeschiedenis van 1568 tot heden 1935
Chr. Will, Clas/Bls,Sectie krijgsgeschiedenis Menno van Coehoorn en de ontwikkeling van de vestingbouw