Had het Drentse provinciale bestuur in 1857 moeten toelaten dat Coevorden door een scheepvaartkanaal werd verbonden met de Overijsselse kanalen, in 1864 zou het ook de strijd verliezen over het doortrekken van de Lutterhoofdwijk tot in Coevorden.
Veenkanaal
De Lutterhoofdwijk was eertijds een veenkanaal slechts van belang voor de plaatselijke veveningen en opgelegd vanuit de Dedemsvaart. Deze hoofdwijk werd voor een deel aangelegd in de periode 1828-1852. In 1852 verzochten de Staten van Overijssel aan het college van Gedeputeerde Staten te onderzoeken, in hoeverre de Lutterhoofdwijk dienstbaar gemaakt kon worden aan de algemene scheepvaart, in het bijzonder als verbinding tussen Coevorden en de Dedemsvaart. In 1859 besloten de Staten van Overijssel tot de aanleg van een kanaal (Lutterhoofdwijk) tot in de grachten van Coevorden1. De doortrekking van het kanaal ontmoette grote weerstand bij het provinciaal bestuur van Drenthe. Men vreesde, dat de aanleg van een kanaal op Drents grondgebied door een andere Provincie aanleiding zou geven tot ongewenste botsingen.
Bezwaar
Voorts dacht men, dat de doortrekking zou moeten dienen om de Dedemsvaart te voorzien van water op tijdstippen dat men er in Drenthe zelf behoefte aan zou hebben. Het werkelijke bezwaar tegen de doortrekking naar Coevorden lag dieper verborgen. Men wenste zoals bij alle vroegere plannen de afvoer van de turf uit de Drentse venen voor de Drentse kanalen te behouden. Concurrentieverhoudingen tussen de Dedemsvaart en de Hoogeveensche Vaart waren aan dit bezwaar niet vreemd.
Concessie
De bezwaren tegen de wateronttrekking door de Lutterhoofdwijk werden opgelost door in de concessie te vermelden, dat ter plaatse van de Trageldijk een keersluis de watergemeenschap tussen Drenthe en Overijssel zou scheiden. Na jaren van onderhandelen werd in 1864 een concessie verleend voor het verlengen van de Lutterhoofdwijk van de grensscheiding tussen de beide Provincies tot in de binnengracht van Coevorden en tot het in verbinding brengen van dit kanaal met het reeds bestaande kanaal van Coevorden naar de Vecht2. De ontmanteling van de vesting Coevorden vertraagde de voltooiing van de werken nog enige jaren. Eerst in 1872 kwamen deze gereed.
Inhoud Picardtreeks 20
- 20: De oorspronkelijke loop der rivieren
- 20: De waterstaatkundige situatie
- 20: Een eerste poging tot verbetering van de afwatering
- 20: Klachten vanuit Duitsland
- 20: Het verbeteringsplan van 1832
- 20: Het verbeteringsplan van 1842
- 20: Het Algemeen Plan van Kanalisatie der provincie Drenthe
- 20: De dreiging van de Dedemsvaart
- 20: Een plan voor verbetering van de Kleine Vecht
- 20: Plannen voor een afwaterings- en scheepvaartkanaal naar de Vecht bij Ane
- 20: De Coevorder Kanaalmaatschappij; het kanaal Coevorden-De Haandrik
- 20: De Lutterhoofdwijk
- 20: Het kanaal Coevorden-Alte Picardië
- 20: Het Stieltjekanaal
- 20: De ondergang van de Coevorder Kanaal Maatschappij
- 20: Nabeschouwing